top of page

Tegen de keer (1884) Joris-Karl Huysmans

Omslagbeeld Robert de montesquiou - Jacques-Émile Blanche (1887)
Omslagbeeld Robert de montesquiou - Jacques-Émile Blanche (1887)

Mijn interesse in Tegen de keer van Joris-Karl Huysmans, vertaald door Jan Siebelinck, ontstond niet toevallig. Ik was al eerder op het spoor van deze roman gekomen via andere schrijvers die mij boeien en die in hun werk rechtstreeks of zijdelings naar Huysmans verwijzen. Hieronder kan je lezen waar Joris Karl Huysmans reeds op mijn pad kwam.




In Soumission (2015) van Michel Houellebecq is de hoofdpersoon François een literatuurdocent gespecialiseerd in het oeuvre van Huysmans. De roman speelt zich af in een toekomstig Frankrijk dat een politieke omwenteling doormaakt, maar de echte kern is existentiële leegte. François probeert, net als Huysmans zelf, in religie een antwoord te vinden op die leegte. Waar Huysmans uiteindelijk rust vond in het katholicisme, ervaart François dit geloof als een lege huls. Die spanning tussen geloof, verval en zoeken naar zin intrigeerde mij, en leidde me naar Huysmans zelf. Lees mijn bespreking van Soumission hier.


HET PORTRET VAN ROBERT DE MONTESQUIOU -GIOVANNI BOLDINI (1897)
HET PORTRET VAN ROBERT DE MONTESQUIOU -GIOVANNI BOLDINI (1897)

Ook in De man in de rode mantel (2019) van Julian Barnes duikt Tegen de keer op, via de flamboyante graaf Robert de Montesquiou, het model voor Huysmans’ hoofdpersonage Jean des Esseintes. Barnes gebruikt het boek als venster op de esthetische cultuur van de belle époque, een wereld van dandy’s, verfijnde decadentie en schoonheid als levensdoel.


Ten slotte las ik over Huysmans in De uitgewiste horizon (2023) van Cor Hermans, een studie over Europa’s fascinatie met cultureel verval in de 19e eeuw. Hermans toont hoe schrijvers als Huysmans de symptomen van moderniteit – versnelling, secularisatie, verlies van zingeving – niet alleen beschreven, maar ook belichaamden. Zo vormde Tegen de keer voor mij een knooppunt van literaire verwijzingen, ideeën en persoonlijke nieuwsgierigheid. Lees mijn bespreking van De man in de rode mantel hier.


Joris-Karl Huysmans


Joris-Karl Huysmans (1848 - 1907)
Joris-Karl Huysmans (1848 - 1907)

Joris-Karl Huysmans (1848–1907) groeide op in een welgesteld burgerlijk milieu. Zoals zijn achternaam al doet vermoeden was Huymans van Nederlandse afkomst. Hoewel de auteur bij zijn geboorte ‘Charles-Marie-George’ werd genoemd, koos hij er later uitdrukkelijk voor om te publiceren onder de naam ‘Joris-Karl’ om zijn Nederlandse komaf in de verf te zetten.


Huysmans begon als naturalistisch schrijver in de geest van Émile Zola, maar zijn carrière nam een onverwachte wending. Zoals Jan Siebelink in zijn nawoord beschrijft, evolueerde Huysmans van naturalist naar decadent en uiteindelijk naar katholiek mysticus. Zijn vroege werk toont de rauwe werkelijkheid van het Parijse stadsleven, maar in Tegen de keer keert hij zich radicaal af van de buitenwereld.


Later zou Huysmans een religieuze bekering doormaken. Toch blijft Tegen de keer het scharniermoment: een overgang van zintuiglijke overdaad naar spiritueel verlangen. Huysmans’ fascinatie voor kunst, ziekte, religie en symboliek maakt hem tot een schrijver van de grens – tussen lichaam en geest, tussen verval en verlossing.


Honoré Daumier - Dandy (1871)
Honoré Daumier - Dandy (1871)

À rebours

Tegen de keer vertelt het verhaal van Jean des Esseintes, een aristocraat die zich terugtrekt uit de maatschappij en zich opsluit in een landhuis ver van de stad. Alles in zijn wereld is geconstrueerd en kunstmatig.


Dit boek is niet louter een roman, maar bestaat grotendeels uit beschouwende passages waarin Des Esseintes zijn fascinatie ontvouwt voor schilderkunst, literatuur, muziek, interieurkunst, parfums... Elk hoofdstuk functioneert als een afzonderlijk essai — een persoonlijke meditatie over schoonheid en verval.


Huysmans gebruikt Des Esseintes als spreekbuis om zijn eigen esthetische overtuigingen te verwoorden. De roman wordt zo een soort innerlijk museum waarin hij zijn voorkeuren etaleert en zijn geestelijke afkeer van de moderniteit omzet in artistieke bewondering.

Die bewondering is breed maar nauwkeurig: Huysmans (en via hem Des Esseintes) prijst Gustave Moreau, wiens symbolistische schilderijen een wereld oproepen van droom, mystiek en zinnelijke verfijning. Vooral Moreau’s Salomé fascineert hem. Een figuur waarin zonde, schoonheid en vernietiging samenvallen, precies de thema’s die ook in Tegen de keer rondspoken.

Gustave Moreau -Salome dansend voor Herodes (1874-76)
Gustave Moreau -Salome dansend voor Herodes (1874-76)

Ook Francisco de Goya wordt uitvoerig besproken, vooral om zijn vermogen om de waanzin en de duistere kanten van de mens bloot te leggen. In Goya herkent Des Esseintes iets van zijn eigen innerlijke onrust: een verbeelding die balanceert tussen fascinatie en afschuw.

Heksensabbat - Francisco de Goya (1797-1798)
Heksensabbat - Francisco de Goya (1797-1798)

Naast beeldende kunst speelt ook de literatuur een centrale rol in zijn esthetisch universum. Des Esseintes bewondert schrijvers die de werkelijkheid niet beschrijven, maar verdraaien en sublimeren — kunstenaars van de verbeelding. Zo prijst hij Edgar Allan Poe om zijn obsessieve precisie en zijn verkenning van de onderbewuste angsten van de mens. Bij Charles Baudelaire vindt hij inspiratie in zijn poëtische vertaling van het lelijke, het ziekelijke en het zondige. Hij bewondert ook Gustave Flaubert, met name La Tentation de Saint Antoine, een werk waarin Flaubert de geestelijke worstelingen van de heilige Antonius verbeeldt. Edmond de Goncourt voor diens roman La Faustin, waarin de wereld van het theater en de kunstmatigheid van de moderne mens centraal staan.


Het effect van deze passages is dubbel. Enerzijds functioneren ze als zelfportret van de schrijver die ons zijn eigen geestelijke bibliotheek, zijn smaak, zijn fascinaties toont. Anderzijds nodigen ze de lezer uit tot ontdekking. Tegen de keer is een boek dat voortdurend naar andere boeken verwijst, naar schilderijen, naar muziek. Precies dat maakt het boek ook zeer inspirerend. Het is geen gesloten wereld, maar een vertrekpunt voor verdere verkenning. Een goed boek opent altijd andere boeken, andere kunstwerken, andere vragen. Tegen de keer is in die zin niet enkel een verhaal over isolement, maar ook over verbinding met een hele traditie van kunst, verbeelding en spiritualiteit.


Toch sluimert onder die verfijnde pracht, die intellectuele eruditie een diep gevoel van verval. Des Esseintes lijdt aan melancholie, lichamelijke zwakte en existentiële walging. De beschrijvingen van zijn interieur – een met juwelen versierde reuzenschildpad, geurige bloemen, dure kunstvoorwerpen – zijn zó gedetailleerd dat ze bijna tastbaar worden, maar tegelijk bevreemdend.


Het boek roept zowel perversiteit, melancholie en romantiek op. Het is een boek over verval, over de onmogelijkheid om herinneringen los te laten, over schoonheid als vluchtweg. Des Esseintes roept zowel afkeer als sympathie op. Zijn decadente afzondering is grotesk, maar ook herkenbaar in zijn verlangen om aan de leegte te ontsnappen.


De titel van het boek kan geïnterpreteerd worden als een strijdverklaring tegen de richting van de tijd. Des Esseintes wil zich onttrekken aan de banaliteit van de moderne wereld en leeft letterlijk tegen de stroom in, tegendraads. De titel weerspiegelt meer dan een persoonlijke keuze. Ze geeft een hele culturele gemoedstoestand weer die kenmerkend was voor het fin de siècle, het einde van de 19e eeuw.


De roman verscheen in 1884, in een tijd waarin Europa gebukt ging onder een gevoel van culturele vermoeidheid. De industriële revolutie had de maatschappij onherkenbaar veranderd: steden groeiden, wetenschap en techniek leken de plaats van geloof en traditie in te nemen, en het vooruitgangsdenken domineerde. Toch ging deze moderniteit gepaard met een diep gevoel van verval. Een vaag maar allesoverheersende sentiment van uitputting, alsof de cultuur op haar laatste benen liep.


In die context krijgt Tegen de keer de betekenis van een esthetisch verzet. Huysmans stelt de kunst tegenover de wereld, schoonheid tegenover banaliteit. De hoofdpersoon Des Esseintes is het prototype van de estheet: een mens die het leven uitsluitend waardeert in termen van vorm, kleur, geur en harmonie. Hij zoekt naar kunstmatigheid als hoogste vorm van zuiverheid omdat de natuur zelf hem teleurstelt. Het estheticisme dat Huysmans hier belichaamt, is niet zomaar liefde voor kunst, maar een levenshouding: het geloof dat kunst de enige overblijvende orde is in een chaotische, onttoverde wereld.


Daarmee raakt het aan het hart van wat de tijdgenoten decadentie noemden. “Decadentie” betekende oorspronkelijk “verval” of “neergang”, maar binnen de cultuur van de late 19e eeuw bracht dit interessant werk voor. Voor schrijvers en kunstenaars als Huysmans, Oscar Wilde, en Charles Baudelaire werd decadentie iets verhevens, een vorm van hoger bewustzijn. Men wist dat men leefde in een afbrokkelende beschaving, maar men besloot dat verval met stijl te omarmen. De decadente estheet probeert de leegte niet te ontkennen, maar esthetisch te omarmen.


Tegen de keer staat voor de weigering om zich te onderwerpen aan de wetten van de vooruitgang, de moraal of de natuur. Des Esseintes wil zijn leven herscheppen als een kunstwerk: een kunstmatig universum waarin zelfs bloemen en parfums zorgvuldig worden geselecteerd en gecomponeerd. Alles wat natuurlijk, eenvoudig of spontaan is, wekt zijn afkeer. In zijn wereld is de realiteit pas aanvaardbaar wanneer ze door menselijke verbeelding is verfijnd.


Jan Siebelink noemt het daarom een “breviarium van de decadentie”, een soort heilig boek van de esthetische religie. Kan je echter volledig tegen de keer in leven? Jean Des Esseintes - hoofdpersoon én held van het estheticisme - zoekt extase in kunst, maar eindigt ziek, uitgeput, overprikkeld. Zijn esthetische afzondering leidt niet tot verlossing, maar tot uitputting. Zijn zenuwstelsel, overprikkeld door jaren van zintuiglijke experimenten, begeeft het. De illusie van autonomie stort in. Artsen bevelen hem terug te keren naar Parijs, naar “de werkelijkheid” die hij zo verafschuwd. Des Esseintes heeft tot het uiterste tegen de stroom van het gewone leven in geleefd, maar wordt uiteindelijk weer meegesleurd door diezelfde stroom.


Een hoofdstuk dat me misschien wel het meest heeft aangesproken is hoofdstuk 11 waarin Des Esseintes besluit op reis te gaan naar Londen, dat hij enkel kent van lectuur en fantasie. Hij bereidt zijn vertrek minutieus voor. Hij kiest de juiste kleding, overweegt het weer, stelt zijn bagage samen, dineert zelfs in een restaurant aan het station om alvast “in de stemming” te komen. Alles lijkt gereed voor de reis, behalve één ding: hij vertrekt nooit.


Huysmans’ roman is niet alleen een boek dat een tijdsgevoel samenvat, maar ook een spiegel van onze moderne ervaring. De decadente mens van 1884 – overvoerd door prikkels, verlangend naar authenticiteit maar gevangen in kunstmatigheid – lijkt verrassend veel op de mens van de 21e eeuw. Zoals een artikel in The Paris Review opmerkt, is de dandy‑esthetiek bij Huysmans niet enkel een stijl, maar een existentiële houding van zelf‑creatie en kunstmatigheid — een thema dat even relevant is in onze selfie‑cultuur als in het fin de siècle. Het is deze spanning tussen overdaad en leegte, tussen schoonheid en verval, die Tegen de keer zijn blijvende kracht geeft.




 
 
 

Opmerkingen


Write a title here. Click to edit and add your own.

This is a paragraph area where you can add your own text. Just click “Edit Text” or double click here to add your own content and make changes to the font. It's a great place to tell a story about your business and let users know more about you.

bottom of page