top of page

De uitgewiste horizon: Europa’s obsessie met cultureel verval 1835-1914 (2023) Cor Hermans

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 23 mei 2024
  • 23 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 30 mrt


Het Europa tussen 1835 en 1914 is een Europa dat volop in ontwikkeling is. De industrialisatie, de technologische en wetenschappelijke vooruitgang verandert het leven ingrijpend. Het rationele lijkt het te winnen van de emotie en van het geloof. Tegelijk ontstaat er een breed gedeeld geloof dat verval dreigt. Dat waarden en normen sterk onder druk staan. Dat de glorende horizon steeds meer uitgewist raakt.


In zijn nieuwe cultuurgeschiedenis De uitgewiste horizon toont historicus Cor Hermans hoe de grootste denkers en schrijvers van de negentiende eeuw bevangen raakten door het schrikbeeld van het naderende verval van de Europese cultuur. In het boek worden een hele reeks denkers, schrijvers, kunstenaars opgevoerd die onder invloed van de steeds verder oprukkende moderniteit met een zeker gevoel van onbehagen en pessimisme naar hun tijd keken.


De uitgewiste horizon is een bijzonder rijk boek over filosofie, muziek, cultuur en literatuur. Van elke besproken denker of kunstenaar geeft Hermans een levensschets en beschrijft hij de voornaamste boeken of werken en niet op de laatste plaatst laat hij de verwantschappen tussen de diverse denkers zien. Het gemeenschappelijke thema, de zorg om het verval van de cultuur, is goed uitgewerkt en sterk verwoord. Eigenlijk kun je zeggen dat we ons momenteel weer net zo’n zorgen maken over het wegvagen van onze cultuur. Zijn we opweg naar een nieuwe catastrofe, nu veroorzaakt door de klimaatopwarming, wat je de droevige slotsom van het modernseringsproject van de mens zou kunnen noemen. Toch is Hermans in zijn epiloog optimistischer dan Thomas Mann en al zijn voorgangers. Hermans stelt dat we na die tweede grote catastrofe van de 20ste eeuw, de Tweede Wereldoorlog, in Europa zo goed als kwaad de wonden hebben gelikt, de scherven hebben gelijmd en dat er nu een Europa groeit “dat zich traag maar gestaag, verenigt en dat, in welvaart en technisch vernuft gemeten, naar een hoogstaande beschaving is geëvolueerd.” Volgens Hermans neemt dat niet weg dat we ons voortdurend moeten afvragen waar we vandaan komen, wie we zijn en wat ons hier heeft gebracht, want zo stelt Hermans: “De metafysische crisis, die in de 19de eeuw zo diep werd gevoeld, is niet overwonnen.” Van dat overwinnen zal het ook wel niet komen, maar het denken hierover, dat blijft van belang. Eenvoudigweg omdat de mensheid altijd zal willen weten wie we zijn.


Hermans duikt in de werken van Thomas Mann, Arthur Schopenhauer, Richard Wagner, Ivan Toergenjev, Fjodor Dostojevski, Anton Tsjechov, Henrik Ibsen, Charles Baudelaire, Gustave Flaubert, Joris-Karl Huysmans, Oswald Spengler, Søren Kierkegaard, Sigmund Freud en nog veel meer. Echt indrukwekkend. Onderstaande tekst is opgedeeld per denker/filosoof/artiest.


Thomas Mann krijgt van Hermans een centrale rol. De "Buddenbrooks. Verfall einer Familie", de eerste en autobiografische roman van de Duitse schrijver, van Thomas Mann, verscheen in 1901. Dit boek kan echt als een uitzonderlijke prestatie gezien worden. Mann was zeer jong, 22 jaar, en had in het Duitse taalgebied weinig tot geen voorbeelden.


In zijn debuut beschrijft Mann uitvoerig de opkomst en ondergang van vier generaties van een aanzienlijke handelsfamilie. Heel wat personages zijn gebaseerd op Manns eigen familie en omgeving. Zijn vader was een succesvolle zakenman met aanzien en beide voeten in het werkelijke leven terwijl zijn beide zoons, Heinrich en Thomas, droomden van een artistieke carrière en geen ambitie hadden om hun vaders firma voort te zetten. Het verhaal speelt zich ook af in zijn geboortestad Lübeck, een stad in het noorden van Duitsland.


In De Buddenbrooks staat het decadentiethema centraal. De term decadentie werd geïntroduceerd door Paul Bourget. In zijn romans, zoals "Le Disciple" (1889), verkent Bourget de gevolgen van decadentie op persoonlijk en sociaal niveau. "Le Disciple" vertelt het verhaal van een jonge man die wordt beïnvloed door de nihilistische filosofieën van zijn tijd, wat leidt tot een tragische reeks gebeurtenissen. Dit werk illustreert zijn overtuiging dat de decadente mentaliteit, met haar afwijzing van traditionele moraal en haar obsessie met individuele vrijheid en zelfexpressie, destructieve gevolgen kan hebben.


De personages in de Buddenbrooks worden generatie na generatie steeds gevoeliger waarbij het werkelijke leven hen steeds zwaarder valt. Het worden twijfelende mensen die zich meer op hun individu richten en hun heil zoeken in de kunsten. Hanno de laatste telg van het geslacht staat met zijn willoosheid en cynische vertwijfeling symbool de decadentie. De vader van Hanno, Thomas Buddenbrook, wordt steeds meer een zoekend persoon naar zingeving. Zo komt hij ertoe om een boek van Schopenhauer ter hand te nemen. Schopenhauer met zijn pessimisme voedt de vertwijfeling van de rijke koopman.


Lübeck was van oudsher een handelsstad die lid was van de Hanzebond, een samenwerkingsverband van steden en handelsverenigingen in Noord-Europa, voornamelijk langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee. De stad had haar eigen regering, wetten en jurisdictie, en het was vrij om handelsverdragen te sluiten en allianties aan te gaan met andere steden en vorstendommen. Deze autonomie, die behouden werd tot 1937, maakte Lübeck tot een belangrijk centrum van handel en economische macht. Die handelsgeest ging gepaard met een burgerlijke cultuur.


Thomas Mann had een diepgaande en kritische betrokkenheid met de burgerlijke cultuur. Hij waardeerde de positieve aspecten ervan, zoals orde en cultuur maar bekritiseerde ook de beperkingen en de bekrompenheid. In "Buddenbrooks" en andere werken zoals "Tonio Kröger" (1903) en "Der Zauberberg" (1924), verkent hij de spanningen tussen de kunstenaar en de burgerlijke samenleving. Hij beschouwde de burgerij vaak als een klasse die de creativiteit en individualiteit onderdrukte ten gunste van conformiteit en materiële voorspoed.


Lübeck vereenzelvigen met handel is de stad echter tekort doen. Lübeck bood haar inwoners, waaronder Thomas Mann, ook veel cultuur waarvan Gotthardt Kuehl een mooi voorbeeld is, maar ook Caspar Davind Friedrich en Edvard Munch verbleven in de stad en/of de nabijgelegen badplaats Trävemunde. Op muzikaal vlak komt Thomas Mann reeds op jonge leeftijd in contact met het werk van Wagner.

Gotthardt Kuehl, Lübeck weeshuis, 1894
Gotthardt Kuehl, Lübeck weeshuis, 1894

Thomas Mann erkent het belang van een burgerlijk leven omdat dit voor een "verworteling" zorgt met de eigen gemeenschap waarbij men ernaar streeft een evenwicht te creëren tussen handel, kunst, religie en mystiek. Beheerst langs de buitenkant, avontuurlijk binnenin. Deze levenshouding zal Mann gedurende zijn volledige leven kenmerken. Burgerlijkheid als geestelijke levensvorm waarbij de moraal van menselijkheid en het ideaal van Bildung (zelfontplooiing) centraal staat. Deze definitie van burgerlijkheid kan zo een antwoord bieden op de lokroep van de extremen en het gevaar van ontburgerlijking. Het proces waarbij een samenleving of individu afstand neemt van de traditionele burgerlijke waarden en normen.


De lokroep van de extremen wordt ook sterk uitgewerkt in de De Toverberg (1924). Het hoofdpersonnage Hans Castorp staat symbool voor de met ondergang bedreigde burger die ethisch en intellectueel nog moet gevormd worden. Twee personages werpen zich op als zijn mentor en trachten hem te winnen voor hun ideologische en filosofische standpunten.


Enerzijds is er Settembrini, een Italiaans humanist en rationalist. Hij belichaamt de waarden van de Verlichting, zoals rede, vooruitgang, humanisme en democratie. Settembrini is een optimist die gelooft in de kracht van kennis en onderwijs om de mensheid te verbeteren.


Naphta daarentegen is een mysticus en reactionair, van joodse afkomst, die later tot het katholicisme is bekeerd. Hij vertegenwoordigt de tegenovergestelde waarden van Settembrini. Naphta is een cynicus die gelooft in de noodzaak van ascese, discipline en zelfs geweld om tot een hogere waarheid en orde te komen. Hij verwerpt de ideeën van de Verlichting en ziet de geschiedenis als een strijd waarin religieuze en autoritaire principes de boventoon moeten voeren. Naphta’s visies zijn sterk beïnvloed door mystiek, religieus fanatisme en totalitarisme.


Settembrini en Naphta vertegenwoordigen niet alleen de filosofische debatten van hun tijd, maar ook de bredere culturele en politieke spanningen in Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Hun confrontaties in het boek weerspiegelen de botsing tussen vooruitgang en regressie, tussen verlichting en duisternis, en tussen rede en dogma. Hans Castorp vertegenwoordigt het idee der mitte door zijn openheid, zijn bereidheid om verschillende standpunten te overwegen, en zijn zoektocht naar een gebalanceerde levenshouding. Mann zag in de samenleving de toenemende krachten van de extremen en deed met zijn hoofdpersonage, Hans Castorp, een appèl aan de gematigde krachten om niet toe te geven.


Baudelaire door Gustave Courbet, 1848-1849
Baudelaire door Gustave Courbet, 1848-1849

Charles Baudelaire (1821 - 1867) wordt vaak aangeduid als een "poète maudit," wat letterlijk "vervloekte dichter" betekent. Het beeld van de poète maudit komt duidelijk tot uiting in Baudelaires gedicht ‘De albatros’, opgenomen in Les Fleurs du mal (1857).


Vaak, om zich te vermaken, vangen matrozen

die grootse vogels van de zeeën, de albatrossen,

lome metgezellen van de reis, volgers 

van het schip over de diepe zilte zee.


Nauwelijks op de planken gelegd, spreiden

deze hemelvorsten, onhandig en beschaamd,

hun grote witte vleugels 

als roeiriemen zielig naast zich neer.


Hoe lomp en zwak is deze gevleugelde reiziger nu!

Hij, voorheen zo mooi, thans zo komisch en lelijk!

Iemand plaagt zijn bek met een brandende pijp,

een andere bootst hem mankend na, de kreupele vlieger!


De dichter is als deze prins der wolken,

die stormen opzoekt en om de boogschutter lacht;

Verbannen op aarde tussen het volks geschreeuw,

verhinderen zijn reusachtige vleugels hem om te lopen.


Toen "Les Fleurs du mal" in 1857 verscheen, werd het vanwege zijn provocerende inhoud aangeklaagd wegens schending van de publieke moraal, wat resulteerde in het censureren van enkele gedichten. Ondanks (of misschien dankzij) deze controverse, heeft de bundel een blijvende invloed gehad op de literatuur en poëzie wereldwijd.

Paris: The Hôtel de Ville and Pont d’Arcole c.1833, Joseph Mallord William Turner
Paris: The Hôtel de Ville and Pont d’Arcole c.1833, Joseph Mallord William Turner

Hij beschrijft het moderne stedelijke leven met zijn anonimiteit, het spanningsveld tussen schoonheid en verderf, aantrekking en afkeer, het religieuze en het satanische. Het Parijs van Baudelaire onderging onder leiding van Baron Haussmann, gedurende het Tweede Franse Keizerrijk onder keizer Napoleon III, een grondige herinrichting waarbij brede boulevards en nieuwe parken werden aangelegd. Er ontstond ook een nieuw rioleringssysteem. Haussmann introduceerde een uniforme bouwstijl voor gebouwen langs de nieuwe boulevards, wat leidde tot de herkenbare Parijse architectuur met zijn zandstenen façades en balkons op de tweede en vijfde verdieping. Deze herinrichting betekende natuurlijk ook de sloop van oude wijken en het langzaam verdwijnen van het oude, middeleeuwse Parijs dat we wel nog kennen via de foto's van Charles Marville.

ANSELM KIEFER Les Fleurs du Mal (The Flowers of Evil), 1994–2012
ANSELM KIEFER Les Fleurs du Mal (The Flowers of Evil), 1994–2012

De vervreemding die Baudelaire zelf voelde voor de samenleving wordt weerspiegeld in zijn werk dat doordrenkt is van melancholie en eenzaamheid. Zijn gedichten zijn doordrongen van een gevoel van existentialistische wanhoop en de zoektocht naar schoonheid te midden van het lelijke en het kwaad. Dit benadrukt het idee van de dichter als iemand die vervloekt is door een dieper inzicht in de duistere kanten van het menselijk bestaan. Zijn werk was vaak provocerend en stuitte op veel weerstand van de gevestigde orde.

Baudelaire was een grote bewonderaar van Wagner en zijn muziek. Hiermee ging hij in tegen de heersende opinie in Parijs, die eerder controversieel was tegenover de componist. In 1861 schreef Baudelaire een essay getiteld "Richard Wagner en Tannhäuser in Parijs". In dit essay prees hij Wagner als een revolutionaire componist die de kracht had om de ziel en de verbeelding van de luisteraar te beïnvloeden.


Gustave Flaubert (1821 - 1880) kan omschreven worden als een bittere pessimist en misantroop met een fobie voor de normen en de waarden van de bourgeoisie.


In zijn bekendste romans zoals "Madame Bovary" en "L'Éducation sentimentale," bekritiseert Flaubert de middelmatigheid en hypocrisie van de burgerlijke maatschappij. Hij stelt ook kritische vragen bij de steeds verdere evolutie naar democratie waarbij het streven naar steeds grotere gelijkheid ten koste gaat van echte vrijheid.


In zijn werk lezen we vaak kritiek op de menselijke zwakte, die tot uiting komt in hypersensitiviteit. Een thema dat in vele romans in die tijd wordt uitgewerkt, meestal in vrouwelijke personage zoals Eline Vere (Couperus), Nana (Zola), Anna karenina (Tolstoj),...


Zijn personages, zoals Emma Bovary, zoeken vaak naar ontsnapping aan hun alledaagse leven door middel van romantische idealen, reizen, of andere vormen van vervulling, maar worden uiteindelijk geconfronteerd met de onmogelijkheid om hun verlangens volledig te bevredigen. De tragiek van het verlangen en de uiteindelijke teleurstelling resoneert met Schopenhauers visie op de menselijke conditie.


Om hieraan te ontsnappen ziet Flaubert kunst, interesse in geschiedenis, de wereld van ideeën als vluchtwegen konden dienen. Ook hier is een duidelijke link te vinden met Schopenhauer en diens definitie van de esthetische toestand als een tijdelijke staat van bevrijding van de wil. Kunst en schoonheid spelen een essentiële rol in het bereiken van deze toestand, die een zeldzaam moment van innerlijke vrede en verlichting biedt. In de esthetische toestand kan men zich onthechten van persoonlijke verlangens en een vorm van rust en contemplatie ervaren. Flaubert vond dat hijzelf meer aansluiting had bij de Romantiek, maar er kunnen zeker linken gemaakt worden naar de esthetische beweging. Binnen het estheticisme legde men ook de nadruk op emotie en individualiteit, maar ging het vaak verder door een nog sterkere nadruk te leggen op schoonheid en verfijning.


De decadente literatuur, die vaak overlapt met het estheticisme, verkende thema's van verval, excessen en de complexiteit van het menselijk gevoel. Het speelt met en ondermijnt gevestigde normen en waarden, zoekt schoonheid in het abnormale en het duistere, en gebruikt ironie en parodie om traditionele betekenissen en vormen om te keren. Dit zien we duidelijk terugkomen bij Flaubert en Baudelaire. Een ander typisch voorbeeld is "Tegen de keer" van Joris-Karl Huysmans.


Flaubert zijn benadering van schrijven weerspiegelt een diepgaand streven naar esthetische perfectie en onthechting. Hij geloofde in het belang van stijl en vorm en probeerde zijn werk zo objectief en afstandelijk mogelijk te maken. Die perfectie was voor hem een dam tegen de middelmaat, de massacultuur, tegen de dictatuur van de gelijkheid. Zijn obsessie met perfectie in literatuur kan worden gezien als een poging om de esthetische toestand te bereiken zoals Schopenhauer die beschreef. Schopenhauer zag de esthetische toestand als een van de weinige manieren om verlichting en ontsnapping te vinden uit de voortdurende ontevredenheid die door 'de wil' wordt veroorzaakt.



Ivan Toergenjev, door Ilja Repin (1874)
Ivan Toergenjev, door Ilja Repin (1874)

Ivan Toergenjev (1818-1883) wordt vaak omschreven als de meest Europese onder de grote Russische schrijvers. Toergenjev stamde uit een adellijk geslacht die beschikten over veel grond en lijfeigenen. Hij studeerde aan de Universiteit van Moskou en later in Sint-Petersburg, waarna hij zijn opleiding voortzette in Duitsland, waar hij in Berlijn studeerde en sterk onder invloed kwam van westerse filosofen en schrijvers.


De revolutie van 1848 had een significante invloed op het werk van Ivan Toergenjev. De revolutie van 1848 benadrukte de diepgaande sociale ongelijkheden en onrechtvaardigheden in Europa. Hoewel de opstanden voornamelijk in West-Europa plaatsvonden, hadden ze ook een weerslag op Rusland. Toergenjev werd zich meer bewust van de noodzaak van sociale hervormingen, wat duidelijk wordt in zijn werk, vooral in "Verhalen van een jager" (1852). Deze verhalen geven een scherp en empathisch beeld van de harde realiteit van de Russische lijfeigenen. Toergenjev was een groot pleitbezorger voor de afschaffing van de lijfeigenschap en had veel kritiek op de autocratische structuren in Rusland.


Revoluties zorgen voor een zwart/wit beeld. Je bent voor of je bent tegen, maar wat als je daar ergens tussen hangt? Dit dilemma kwam voor Toergenjev tot uiting in een bepaald menstype. Het type van de eeuwige twijfelaar, de buitenstaander. Hij introduceert het concept van "De overtollige mens" (1850). Het hoofdpersonage voelt zich nutteloos en vervreemd, zonder enige zinvolle bijdrage aan de wereld om hem heen. Een belangrijk kenmerk van de overtollige mens is hun onvermogen om te handelen en beslissingen te nemen. Toergenjev's meesterlijke weergave van de psychologische en existentiële crises van zijn hoofdpersonage heeft het verhaal tot een klassieker in de Russische literatuur gemaakt en het concept van de overtollige mens stevig verankerd in de literaire traditie ondermeer bij "Oblomov" van (1859), geschreven door Ivan Gontsjarov. Een aristocraat die zichzelf verloren heeft in lethargie en apathie, waarbij hij zijn dagen doorbrengt in luiheid en dagdromerij.


Peter Harrison Asleep, John Singer Sargent, 1905
Peter Harrison Asleep, John Singer Sargent, 1905

De strijd voor meer openheid en verandering in de Russische samenleving komt ook sterk tot uiting in zijn meest bekende werk "Vaders en Zonen" gepubliceerd in 1862. Het is een van de meest invloedrijke werken uit de Russische literatuur van de 19e eeuw en staat bekend om zijn scherpe analyse van de sociale en filosofische conflicten tussen generaties in het Rusland van die tijd. Een van de centrale personages uit het boek, Bazarov, wordt vaak gezien als een van de meest complexe en intrigerende personages in de Russische literatuur vanwege zijn tegenstrijdige eigenschappen en zijn symbolische betekenis als vertegenwoordiger van het opkomende nihilisme in Rusland.


Fjodor Dostojevski (door Vasili Perov, 1872)
Fjodor Dostojevski (door Vasili Perov, 1872)

Fjodor Dostojevski (1821-1881) woonde en werkte een groot deel van zijn leven in Sint-Petersburg. Hij zet zich sterk af tegen de culturele en burgerlijke elite van de stad die zich naar Europa oriënteert en daarmee de westerse waarden nastreeft. Zijn visie op de elite wordt verder gedefinieerd als de Hersenmens (Homo Cerebralis) uit het boek "Der Untergang des Abendlandes" (1918-1922)van Oswald Spengler. Dit type mens is vaak kosmopolitisch, pragmatisch, en sterk gericht op wetenschap en technologie, maar verliest daardoor het contact met de diepere, spirituele aspecten van het menselijk bestaan.


In zijn rondreis door Europa doet hij een hele reeks steden aan en hij ontwikkelt een scherpe kritiek op de burgerlijker cultuur die zich volledig richt op het materialisme en waarbij de burgerij er alles aan doet om zo dicht mogelijk te komen bij de aristocratie. Dostojevski bezocht Londen in 1862 en zijn indrukken van de stad waren overwegend negatief. In zijn reisverslagen en brieven uit die tijd geeft hij een somber beeld van Londen, vol met sociaal onrecht, armoede en anonieme menigten. Zijn omschrijving van Londen als "stad van de lugubere menigte" weerspiegelt zijn sterke kritiek op het kapitalistische systeem en gevoel van vervreemding en ongemak met de stad, vooral in vergelijking met zijn eigen Sint-Petersburg. Dostojevski's kritiek op de moderniteit richt zich op de gevaren van materialisme, secularisatie, vervreemding, rationeel utopisme, sociaal onrecht en moreel relativisme. Dostojevski ziet de mens als een wezen dat instinctief leeft en grillig denkt met een diepe religieuze behoefte waarvoor de moderniteit, zoals hierboven beschreven, onmogelijk een stabiele maatschappij kan voortbrengen.


Volgens Dostojevski verkeert het West-Europa in een diepe crisis om verschillende redenen:

  • Eerst en vooral ziet hij een bankroet van de rede waarmee hij verwijst naar een fundamentele crisis van de rationele, verlichtingsgedachte die volgens hem geleid heeft tot morele en spirituele leegte. Hij zag deze crisis als het resultaat van een overdreven vertrouwen in de rede en wetenschap ten koste van religie, spiritualiteit en morele waarden.

  • Hieruit volgt een morele crisis als het gevolg van het loslaten van absolute morele en religieuze waarden.

  • Nauw verbonden met de morele crisis stelt hij een crisis van de persoonlijkheid vast waarbij de toegenomen individualisering tot een ik-cultuur van de opstandigen leidt.

  • Dit alles mondt uit in een ideologische crisis waarbij verschillende strekking van het liberalisme en socialisme volgens hem om de heerschappij zouden strijden.


Dostojevski zag West-Europa evolueren naar een gevaarlijk kruitvat dat vroeg of laat zou moeten ontploffen... Hij schetste een dystopische toestand van de West-Europese cultuur die ofwel zich verder zou zetten tot complete ontbinding of waar een koerswijziging waar eenheid en de rol van het geloof weer belangrijker zou worden.


Dostojevski was in zijn kritiek natuurlijk zeer pessimistisch, eenzijdig en ook sterk generaliserend. In zijn wereldbeeld stond Rusland voor het poëtische en Europa voor het prozaïsche. Het was die tegenstelling die tegenstelling die ook hem aantrok. Het stelde hem in staat de hoogste idealen van de mens af te zetten tegen de donkerste spelonken van de menselijke ziel. Die dualiteit toont ook juist zijn affiniteit aan met de Europese cultuur. Meer bepaald met de Duitse romantiek en de sociaal-romantische literatuur die je in Frankrijk terugvindt bij schrijvers als Honoré de Balzac en Victor Hugo. Daarnaast ook het decadentisme dat reeds aan bod is gekomen Baudelaire en Flaubert.


Het sadisme dat hij in de decadente literatuur terugvond, herkende hij ook in de Russische samenleving. In 1849 werd Dostojevski gearresteerd voor zijn deelname aan de Petrashevski-kring, een revolutionaire intellectuele groep. Hij werd ter dood veroordeeld, maar op het laatste moment kreeg hij gratie van de tsaar. De ervaring van een schijnexecutie liet diepe psychologische littekens achter en beïnvloedde zijn perceptie van leven en dood. Hij werd veroordeeld tot vier jaar dwangarbeid in een strafkamp in Omsk, Siberië, gevolgd door zes jaar militaire dienst. Deze jaren in extreme omstandigheden verhardden hem en versterkten zijn empathie voor de onderdrukten en de verschoppelingen van de samenleving. In Siberië kwam Dostojevski in contact met eenvoudige gelovigen en criminelen, wat zijn religieuze en filosofische overtuigingen sterk beïnvloedde. Hij begon het orthodoxe christendom dieper te omarmen en ontwikkelde een complexe visie op menselijke zondigheid en verlossing.

Schijnexecutie van de Petrasjevtsy, illustratie uit 'Dostojevski', Leonid Grossman (1963)
Schijnexecutie van de Petrasjevtsy, illustratie uit 'Dostojevski', Leonid Grossman (1963)

De ervaringen in Siberië voedden zijn fascinatie voor thema's als lijden, schuld, boetedoening, en verlossing. Deze thema’s komen prominent naar voren in werken als Schuld en Boete (1866) en De Gebroeders Karamazov (1880). Dostojevski's intense persoonlijke ervaringen gaven hem een scherp inzicht in de menselijke psyche. Zijn karakters zijn vaak complexe individuen die worstelen met innerlijke conflicten, morele dilemma's, en existentiële angst. Als schrijver ontwikkelde hij een zeer kritische houding ten opzichte van sociale onrechtvaardigheid en onderdrukking.


Zijn werk Aantekeningen uit het Ondergrondse (1864) wordt vaak beschouwd als een van de eerste existentialistische werken waarin veel van de thema's en ideeën die voortkwamen uit zijn ervaringen weerspiegeld worden. De hoofdpersoon, de Ondergrondse man, is een diep lijdende figuur die worstelt met gevoelens van isolatie, wrok, en existentiële wanhoop.


"Maar, heren, een man is een lichtgelovig en ondankbaar wezen en misschien, zoals ik eerder heb gezegd, een beetje dom. Ik durf zelfs te zeggen dat de mens van nature meer van lijden houdt dan van welvaart. Lijden? Maar wat is dat?"


(Deel I, Hoofdstuk VII)


De Ondergrondse man is extreem zelfbewust en kritisch, vaak tot het punt van zelfdestructie. Hij toont een diepe minachting voor autoriteit en maatschappelijke structuren en via het hoofdpersonage wordt diepgaand de kwestie onderzocht van vrije wil versus determinisme. Het is een kritiek op de toen heersende rationalistische en utopische ideeën, zoals die van de 'kristallen paleizen' en de perfecte maatschappij. Deze kritiek weerspiegelt zijn afkeer van de simplistische en mechanistische oplossingen voor complexe menselijke problemen, De Ondergrondse man verzet zich tegen het idee dat mensen louter rationele wezens zijn die gedetermineerd worden door wetten van natuur en logica.

Dostojevski beschreef al de belangrijkste ingrediënten van wat wij vandaag antipolitiek en verzuring noemen. Toen, als nu, is de ondergrondse mens de tegenpool van de in zelfgenoegzaamheid zwelgende succesvolle burger. Dostojevski hekelt via de figuur van de verzuurde ex-ambtenaar genadeloos de triomf van de moderne mens die voor alles pasklare antwoorden klaar heeft. Zowel Sören Kierkegaard, Friedrich Nietzsche (die het boek geniaal noemde) als Sigmund Freud haalde bij Dostojevski inspiratie voor zijn werk.


Richard Wagner (1813 – 1883) zag zichzelf als een totaalkunstenaar met een sterk Duits gevoel. Vanuit die betrokkenheid nam Wagner deel aan de revolutionaire bewegingen die in 1849 in Dresden plaatsvonden. Hij sloot zich aan bij de opstandelingen die streden tegen de autoritaire regering van Saksen en voor democratische hervormingen. Wagner stond onder invloed van revolutionaire leiders zoals Pierre-Joseph Proudhon (1809 – 1865) en Michail Alexandrovitsj Bakoenin (1814 - 1876), Karl Marx (1818 – 1883).


In zijn pamflet 'Die Revolution', geschreven in 1849, betoogde Wagner dat de huidige maatschappelijke orde gebaseerd op privébezit moest worden omvergeworpen. Hij pleitte voor een revolutionaire verandering die zou leiden tot een eerlijkere verdeling van rijkdom en middelen. Wagner zag privébezit als een belemmering voor ware vrijheid en menselijke ontwikkeling. Zoals vaak wanneer het over idealen gaat, is er een spanning tussen idealen en de realiteit. Wagner was tijdens zijn leven vaak afhankelijk van de steun van welgestelde mecenassen zoals koning Ludwig II van Beieren.


Toch kunnen de politieke opvattingen niet losgezien worden van Wagner's ideeën over kunst en cultuur. Hij geloofde dat kunst gemeengoed moest zijn en vrij toegankelijk voor iedereen, in plaats van beperkt te blijven tot de elite die zich de toegang kon veroorloven. Dit kwam tot uiting in zijn idealen voor het Bayreuth Festspielhaus, waar hij streefde naar een theatrale ervaring die voor een breed publiek toegankelijk zou zijn.


Fliegender Holländer - August Strindberg (1892)
Fliegender Holländer - August Strindberg (1892)

Wagner is ondermeer bekend van "Der fliegende Holländer", gebaseerd op de legende van de Vliegende Hollander, een spookschip dat voor eeuwig over de oceanen zwerft. De opera ging in première op 2 januari 1843 in Dresden en bevat elementen van romantiek en dramatiek. Een krachtige opera die niet alleen een meeslepend verhaal vertelt, maar ook diepe emotionele en filosofische vragen oproept over liefde, opoffering en het lot.




Het meest bekende en tot de verbeelding sprekende werk van Richar Wagner is de "Der Ring des Nibelungen". Een epische cyclus van vier opera's gebaseerd op Germaanse en Scandinavische mythologie. Het vertelt een complex verhaal over macht, verraad, liefde en verlossing. De vier opera's in de cyclus zijn: "Das Rheingold," "Die Walküre," "Siegfried," en "Götterdämmerung."

Thomas Mann luisterend naar Wagner
Thomas Mann luisterend naar Wagner

De invloed van Richard Wagner op Thomas Mann is alomvattend en diepgaand. Wagner's ideeën over kunst, thema's van liefde en verlossing, en zijn complexe persoonlijkheid hebben Mann geholpen bij het vormen van zijn eigen literaire visie en esthetische principes. Hoewel Mann kritisch stond tegenover sommige aspecten van Wagner's leven en opvattingen, bleef hij zijn hele leven lang gefascineerd door de kracht en het drama van Wagner's werk.


Friedrich Nietzsche en Richard Wagner hadden een complexe relatie. Wagner was een mentorfiguur voor de jonge Nietzsche die aanvankelijk een groot bewonderaar was van Wagners muziek. Nietzsche zag in hem de geniale kunstenaar die de Duitse cultuur zou kunnen vernieuwen en een bondgenoot in zijn streven om de decadente cultuur van het moderne Europa te overstijgen. Nietzsche droeg zijn vroege werk Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik (1872) op aan Wagner, waarin hij de opera van Wagner prees als een heropleving van de Griekse tragedie en een tegenwicht tegen het rationalisme van zijn tijd.


Nietzsche beschouwde kunst als een manier om te ontsnappen aan de beperkingen van de realiteit en om de menselijke geest tot ongekende hoogten te brengen. Volgens Nietzsche, is een gezonde cultuur een evenwichtige combinatie van Apollinische en Dionysische elementen, die elkaar aanvullen en versterken. Een cultuur die te veel gericht is op rationele orde zou saai en levenloos zijn, terwijl een cultuur die te veel gericht is op emotionele extase chaotisch en onhoudbaar zou zijn. De Apollinische elementen zijn geassocieerd met de god Apollo en staan voor rationeel denken, orde, schoonheid en verfijning. Nietzsche beschouwde de Apollinische aspecten van de cultuur als een manier om onze wereld te ordenen en te begrijpen, en om de chaos van de natuur te temmen. De Dionysische elementen zijn geassocieerd met de god Dionysus en staan voor emotie, intuïtie, wildheid en extase. Nietzsche beschouwde de Dionysische aspecten van de cultuur als een manier om de menselijke geest te prikkelen en te ontstijgen boven de realiteit, en om de menselijke drang naar ervaring en vervoering te bevredigen.


Na Nietzsches bezoek aan Wagner in Bayreuth in 1876 begon hij zich steeds meer te distantiëren. Hij begon in te zien dat zijn filosofische ideeën steeds meer divergeerden van die van Wagner. Terwijl Wagner zich meer wendde naar nationalistische en christelijke thema's, zocht Nietzsche naar een filosofie die de nadruk legde op individualisme en zelfoverstijging. In zijn latere werken, zoals Menschliches, Allzumenschliches (1878) en Der Fall Wagner (1888), bekritiseerde Nietzsche Wagner als een symptoom van de Europese decadentie, en zijn breuk met Wagner symboliseerde zijn afwijzing van wat hij zag als de ziekelijke trekken van de moderne cultuur.


Thomas Mann noemde Friedrich Nietzsche de "advocaat van het leven" vanwege Nietzsche's filosofie die het leven in al zijn vormen centraal stelt en zijn afwijzing van systemen die de vitaliteit en creativiteit van het menselijk bestaan onderdrukken. Mann waardeerde Nietzsches nadruk op het omarmen van het leven, inclusief de pijn en het lijden, als essentieel en onvervangbaar.


Met de term "decadentie" omschreef Nietzsche een toestand van verval en degeneratie, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau. In zijn werk verwijst decadentie naar een situatie waarin de vitale krachten en het creatieve vermogen van een persoon of cultuur afnemen, wat leidt tot morele, intellectuele en fysieke achteruitgang. De oorzaak lag volgens hem bij het christelijk geloof als systeem dat de natuurlijke instincten van de mens onderdrukte en de vitaliteit van het leven verzwakte. Vanuit dat streng moraaldenken ontstond een obsessie met rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Excelleren werd als een bedreiging gezien.


Nietzsche beschouwde het christendom als een "slavenmoraal" die voortkomt uit ressentiment van de zwakken tegen de sterken. Het christendom bevorderde volgens hem waarden zoals nederigheid, zelfopoffering en medelijden, die de kracht en het potentieel van het individu onderdrukken. Met het bekende aforisme "God is dood" verkondigde hij dat de traditionele religieuze en morele kaders hun betekenis hadden verloren in de moderne wereld. Nietzsche zag dit als een kans om nieuwe waarden te scheppen die het leven bevestigen en versterken en introduceerde het concept van de Übermensch als een ideaal van zelfoverstijging, als iemand die zijn eigen waarden schept en die niet gebonden is aan de traditionele moraal of religieuze normen.


In "Also sprach Zarathustra" (Aldus sprak Zarathoestra) speelt de Übermensch een centrale rol. Zarathustra is een filosofische profeet die de komst van de Übermensch verkondigt en zijn ideeën over zelfoverstijging en de betekenis van het menselijk bestaan verkent. Zarathustra kondigt de komst van de Übermensch aan als het volgende evolutionaire stadium van de mensheid.


"De mens is een koord, vastgebonden tussen dier en Übermensch - een koord over een afgrond." (Zarathustra's Voorwoord, §3)


De Übermensch wordt voorgesteld als iemand die zijn eigen waarden schept en zijn eigen pad in het leven kiest, los van traditionele normen en moraal. Hij overstijgt de beperkingen van goed en kwaad zoals die door de maatschappij zijn opgelegd, en leeft volgens zijn eigen innerlijke waarheid en neemt de volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden en keuzes, zonder zich te laten leiden door externe autoriteiten of morele voorschriften. Zarathustra onderzoekt ook de implicaties van de eeuwige wederkeer voor de Übermensch. Hij vraagt zich af of de Übermensch in staat zou zijn om zijn leven te omarmen en te accepteren, zelfs als het oneindig vaak herhaald zou worden, als ultieme test van zijn levenshouding.


Het is ook belangrijk om de invloed van Schopenhauer op het werk van Wagner te benoemen. Wagner kwam in aanraking met Schopenhauers werk "De wereld als wil en voorstelling" (1818) in de late jaren 1850, en het maakte een diepe indruk op hem. Schopenhauers pessimistische wereldbeeld en zijn theorie van de wil als de fundamentele drijvende kracht achter al het bestaan resoneerden sterk met Wagner.


“De wereld is mijn voorstelling”


Schopenhauer begint met het idee dat de wereld zoals wij die ervaren, een voorstelling is. Dit betekent dat alles wat we waarnemen en kennen via onze zintuigen en ons intellect, een voorstelling is in onze geest. Hij bouwt voort op Kants onderscheid tussen de fenomenale wereld (de wereld zoals die aan ons verschijnt) en de noumenale wereld (de wereld zoals die op zichzelf is). Volgens Schopenhauer kunnen we nooit de wereld-in-zichzelf kennen, slechts onze voorstellingen ervan.


"De wereld is mijn wil"


Naast de wereld als voorstelling introduceert Schopenhauer het concept van de wereld als wil. Hij stelt dat de kern van al het bestaan een irrationele, blinde wil is. Deze wil is een fundamentele drijvende kracht die niet onderworpen is aan rationele overwegingen of logica. Het manifesteert zich in alles, van de natuurkrachten tot het menselijk handelen. Deze wil is eeuwig ontevreden en kent geen definitief doel of vervulling, wat leidt tot een voortdurende staat van verlangen en lijden. Zelfs als een bepaald verlangen wordt bevredigd, ontstaat er snel een nieuw verlangen. Hij ziet het ascetische leven, de ontkenning van de wil, en de esthetische ervaring (zoals de contemplatie van kunst) als mogelijke wegen om tijdelijk of permanent verlost te worden van het lijden.


Schopenhauer zag muziek als de hoogste vorm van kunst omdat het direct de wil uitdrukt zonder tussenkomst van begrippen of beelden. Wagner nam dit idee over en probeerde in zijn muziek de diepste emoties en drijfveren van de mens te verbeelden. Dit resulteerde in een meer expressieve en emotioneel geladen muzikale stijl, die vooral in "Tristan und Isolde" en later in "Der Ring des Nibelungen" duidelijk is.


Schopenhauers esthetische theorieën hadden ook een directe invloed op Wagners opvattingen over kunst. Wagner begon kunst te zien als een middel om boven het persoonlijke en tijdelijke uit te stijgen, en om diepere, universele waarheden te communiceren. Hij streefde ernaar om zijn opera's als totaalwerken (Gesamtkunstwerk) te creëren, waarin muziek, poëzie, en theater samengaan om een allesomvattende artistieke ervaring te bieden.


Henrik Ibsen door Eilif Peterssen, 1895
Henrik Ibsen door Eilif Peterssen, 1895

Thomas Mann had een complexe en genuanceerde houding ten opzichte van de psychoanalyse van Sigmund Freud. Hoewel Mann Freuds werk bewonderde en sommige van zijn ideeën in zijn schrijven integreerde, bleef hij kritisch. Hij zag de psychoanalyse als een waardevol instrument om de menselijke psyche te begrijpen, maar hij was ook bewust van de beperkingen en de mogelijke reductie van de menselijke ervaring tot louter psychologische processen. Mann benadrukte de complexiteit en veelzijdigheid van de menselijke natuur, die volgens hem niet volledig verklaard kon worden door psychoanalytische theorieën alleen.


Belangrijk is ook het verband tussen de psychoanalyse van Sigmund Freud en de filosofie van Arthur Schopenhauer. In essentie zijn zowel Schopenhauer als Freud gefascineerd door de donkere, onbewuste krachten die de menselijke natuur vormgeven en de rol van irrationele verlangens en lijden in het menselijk bestaan. Freud bouwde voort op deze filosofische grondslagen om een klinische methode te ontwikkelen die probeerde inzicht te geven in en verlichting te bieden voor de psychische problemen die uit deze krachten voortvloeien.


Sigmund Freud schreef een beroemde psychoanalytische studie over Leonardo da Vinci, getiteld "Eine Kindheitserinnerung des Leonardo da Vinci" ("Een kindertijdherinnering van Leonardo da Vinci"), gepubliceerd in 1910. In dit werk probeerde Freud de persoonlijkheid en het creatieve genie van Leonardo te begrijpen door zijn methoden van psychoanalyse toe te passen. Het werk is controversieel en bekritiseerd vanwege de speculatieve aard en de toepassing van Freudiaanse interpretaties op fragmentarisch historisch bewijs. Toch blijft het een fascinerend voorbeeld van Freuds poging om de innerlijke drijfveren van een creatief genie te onthullen. Hier zijn enkele kernpunten uit Freuds analyse:


  • Leonardo's Kindertijdherinnering: Freud begint zijn essay met een analyse van een specifieke jeugdherinnering die Leonardo beschrijft: een droom waarin een vogel (een wouw of gier) naar zijn wieg komt en zijn mond raakt met zijn staart. Freud interpreteert deze droom als een symbolische weergave van Leonardo's onbewuste verlangens en interne conflicten.


  • Seksualiteit en Sublimatie: Freud legt een verband tussen Leonardo's creatieve genialiteit en zijn seksuele ontwikkeling. Hij stelt dat Leonardo zijn seksuele energieën (libido) had gesublimeerd, wat betekent dat hij deze energieën had omgezet in intellectuele en artistieke prestaties. Freud suggereert dat Leonardo's veronderstelde celibaat en afstand van seksuele relaties mogelijk bijdroegen aan zijn vermogen om zich volledig op zijn kunst en wetenschap te concentreren.


  • Homoseksualiteit: Freud speculeert over Leonardo's seksuele geaardheid, waarbij hij hint op de mogelijkheid dat Leonardo homoseksueel was. Hij baseert deze speculatie onder andere op Leonardo's langdurige relaties met jonge mannen, zoals zijn leerling Gian Giacomo Caprotti (bijgenaamd Salai), en op de kenmerken van zijn kunstwerken die volgens Freud een subtiele uitdrukking van homoseksuele verlangens zouden kunnen zijn.


  • Moederbinding en Vadersymboliek: Freud analyseert de relatie tussen Leonardo en zijn ouders. Hij suggereert dat Leonardo een sterke binding had met zijn moeder en een relatief afwezige vaderfiguur had, wat volgens Freud bijdroeg aan zijn psychologische ontwikkeling en zijn latere gedrag en prestaties.


  • Wissenschaftlicher Eros: Freud introduceert het concept van "wissenschaftlicher Eros" (wetenschappelijke eros) om Leonardo's intense nieuwsgierigheid en passie voor kennis te beschrijven. Hij ziet dit als een vorm van sublimatie van seksuele energie naar intellectuele en wetenschappelijke ondernemingen.


  • Analyse van Kunstwerken: Freud bespreekt ook enkele van Leonardo's kunstwerken, zoals "De Maagd en Kind met de Heilige Anna". Volgens Freud geven de drie generaties vrouwen een beeld van de verschillende aspecten van moederschap en vrouwelijke invloed in Leonardo's leven. Het lam als offerdier staat symbool voor Leonardo's eigen gevoelens van opoffering en zelfopoffering in zijn leven en werk.

Maria met kind en Sint-Anna (1501-1519) Leonardo Da Vinci
Maria met kind en Sint-Anna (1501-1519) Leonardo Da Vinci

Freuds interactie met de culturele stromingen van zijn tijd, waaronder het decadentisme, versterkte zijn overtuiging dat de moderne psyche complex en vaak tegenstrijdig was. Net als de decadente schrijvers en kunstenaars, was Freud diep geïnteresseerd in de verborgen, irrationele aspecten van de menselijke geest. Freuds theorieën over de seksualiteit, zoals de ontwikkeling van de kinderlijke seksualiteit en de rol van seksuele onderdrukking in het ontstaan van neurosen, vonden een soortgelijke thematische echo in de literatuur van het decadentisme. Net als in het decadentisme had Freud aandacht voor het abnormale, het pathologische en het zieke.


In het boek "Das Unbehagen in der Kultur" (1930), voert hij een diepgaand onderzoek uit naar de spanning tussen de individuele verlangens en de eisen van de samenleving. Hij stelde dat irrationele drijfveren, interne conflicten en onbewuste verlangens onvermijdelijk leiden tot lijden en dat volledige psychische gezondheid moeilijk te bereiken is. Zijn theorie van de doodsdrift (Thanatos), die naast de levensdrift (Eros) bestaat, weerspiegelt een soortgelijk dualisme van creatieve en destructieve krachten in de mens. Volgens Freud is cultuur of beschaving het resultaat van de onderdrukking en regulering van deze instinctieve driften. Om samen te leven in georganiseerde gemeenschappen, moeten individuen hun natuurlijke driften beheersen en sublimatie toepassen, waarbij ze hun seksuele en agressieve energieën omzetten in sociaal acceptabele activiteiten. Freud is pessimistisch over de mogelijkheid om een harmonieus evenwicht te vinden tussen individuele verlangens en de eisen van de cultuur. Hij suggereert dat het onbehagen in de cultuur een permanent en onvermijdelijk aspect is van het menselijk bestaan.


Egon Schiele - Portret van Eduard Kosmack (1910)
Egon Schiele - Portret van Eduard Kosmack (1910)

Comments


bottom of page