top of page

Stil de Tijd (2010) Joke J. Hermsen

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 2 dagen geleden
  • 5 minuten om te lezen

In Stil de Tijd onderzoekt filosofe en schrijfster Joke J. Hermsen een van de meest fundamentele ervaringen van onze tijd: het gevoel geen tijd te hebben. In een maatschappij waarin een volle agenda, constante activiteit en technologische versnelling symbool staan voor succes, lijkt rust of inactiviteit al snel verdacht of zelfs bedreigend. Hermsen stelt in haar essaybundel kritische vragen over hoe wij tijd beleven, wie eigenlijk eigenaar is van de tijd en of er nog ruimte is voor een persoonlijke, innerlijke tijdservaring.



Kloktijd versus innerlijke tijd

Hermsen bouwt haar betoog op aan de hand van ideeën van Henri Bergson (Frans filosoof, 1859–1941), Ernst Bloch (Duits filosoof, 1885–1977) en Peter Sloterdijk (Duits filosoof, °1947). Een centrale gedachte in haar werk is het onderscheid tussen kloktijd en innerlijke tijd. Kloktijd – de objectieve, meetbare tijd – is met de industrialisering steeds dominanter geworden. De nood om arbeid, productie en globalisering op elkaar af te stemmen, leidde tot een doorgedreven precisie (zoals het invoeren van de Greenwich Mean Time). Tijd werd een externe maatstaf, ingedeeld in arbeidstijd en vrije tijd, waarbij zelfs de vrije tijd gevuld moest worden met ‘tijdsverdrijf’.


Tegenover deze kloktijd plaatst Hermsen de innerlijke tijd – een persoonlijke beleving van tijd die niet in uren of minuten te vatten is. Deze subjectieve tijdsbeleving komt tot uiting in momenten van rust, reflectie, verveling of creativiteit. De moderne mens heeft het steeds moeilijker deze innerlijke tijd echt te beleven.



De druk van de tijd en de vervreemding van het zelf

De druk op de tijd in onze samenleving is enorm toegenomen. Hermsen haaltHans Achterhuis (Nederlands filosoof, °1942) aan die spreekt van een voortdurende druk die onze autonomie aantast, terwijl Anton Zijderveld (Nederlands socioloog, 1937–2022) de term staccatocultuur hanteert: een cultuur van “meer, sneller, anders”. Tijd is in deze context versnipperd – opgeknipt in kleine, gejaagde eenheden die ons continu wegrukken van langdurige aandacht en diepgang.


Bovendien wordt onze tijd steeds meer van buitenaf aangestuurd: door werkroosters, deadlines, meldingen, algoritmes en economische efficiëntie. Dit maakt dat we vaak reageren op wat van ons verwacht wordt, in plaats van zelf betekenis te geven aan hoe we onze tijd gebruiken. De mens raakt zo niet alleen vervreemd van de tijd, maar ook van zijn eigen ritme, behoeften en zingeving. Hermsen pleit er dan ook voor om deze balans te herstellen: door ruimte te maken voor innerlijke tijd hervinden we autonomie en betekenis.



Verveling als venster op tijd

Een interessant hoofdstuk in het boek gaat over verveling, onder andere besproken in het essay Windstilte van de ziel. Hermsen onderzoekt hier de ambivalente relatie van de moderne mens met verveling. In onze tijd lijkt verveling een aandoening geworden, iets wat bestreden moet worden. Toch zijn er ook stemmen, zoals de dichter Joseph Brodsky (Russisch-Amerikaans dichter en essayist, 1940–1996), die pleiten voor het omarmen van verveling. Verveling opent de mogelijkheid om de oneindigheid van tijd te ervaren en biedt ruimte voor zelfreflectie. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten verveling. Enerzijds toestandsverveling, een tijdelijke en eerder oppervlakkige vorm, en anderzijds existentiële verveling, een diepere, onmisbare ervaring die ons confronteert met het wezen van ons bestaan.


Doorheen de tijd is verveling besproken als een fundamenteel existentieel gegeven. Al was dat eerder in negatieve zin. In de 18e en 19e eeuw kreeg verveling een prominente plaats in de literatuur, onder de termen ennui of spleen. Die ennui komt sterkt tot uiting in literaire werken als Eline Vere van Louis Couperus (Nederlands schrijver, 1863–1923) en Anna Karenina van Leo Tolstoj (Russisch schrijver, 1828–1910).



Tijd in filosofie en kunst

Hermsen betrekt ook de filosofie van Augustinus van Hippo (Romeins kerkvader en filosoof, 354–430) en Aristoteles (Grieks filosoof, 384–322 v.Chr.), die tijd beschouwen als een maatstaf voor verandering, iets dat in onszelf ligt. De filosoof Ernst Bloch gaat nog verder en beschouwt tijd als een principe van hoop, een opening naar de toekomst en vernieuwing.


In haar analyse onderzoekt Hermsen hoe kunst en literatuur innerlijke tijd kunnen verbeelden. Ze bespreekt de manier waarop schrijvers zoals Marcel Proust (1871–1922)  in zijn "À la recherche du temps perdu" de herinnering inzet als moment waarop tijd stilvalt (la mémoire involontaire), Virginia Woolf (1882–1941)en James Joyce (1882–1941)gebruik maken van de stream of consciousness, een weergave van tijd via innerlijke monologen, Thomas Mann (1875–1955) in De Toverberg beschrijft hoe zijn personage Hans Castorp uit de tijd lijkt te verdwijnen om zichzelf te vinden.


Daarnaast gaat Hermsen uitgebreid in op muziek en beeldende kunst als unieke middelen om tijd te ervaren op een andere manier dan de lineaire, meetbare kloktijd. In plaats van tijd in minuten en seconden te vangen, kunnen kunst en muziek juist toegang geven tot de innerlijke tijd – de duur, het moment van verstilling, de intensiteit van beleving.


De muziek van Simeon Ten Holt (Nederlands componist, 1923–2012), en in het bijzonder zijn werk Canto Ostinato, vormt een voorbeeld van hoe repetitieve klankpatronen kunnen leiden tot een meditatieve staat waarin de ervaring van tijd verandert. Deze muziek nodigt uit om te vertragen, om je over te geven aan de stroom van klanken, zonder doel of einde. Hermsen beschouwt Ten Holts muziek als een artistieke vorm van duur, een ervaring van tijd die zich niet laat meten maar laat voelen.


Ook de kusnt van Mark Rothko (Amerikaans schilder, 1903–1970) past bij dit idee. Zijn abstracte kleurvelden roepen een innerlijke gevoelswereld op. Rothko wilde met zijn schilderijen tijdloze momenten scheppen waarin de beschouwer geconfronteerd wordt met iets fundamenteel menselijks. Hermsen ziet in zijn werk een vorm van tijdservaring die niet gebonden is aan kloktijd, maar juist ontsnapt aan de dagelijkse haast en een intens bewustzijnsmoment creëert.


Zo wordt kunst in Stil de Tijd niet alleen een esthetische ervaring, maar ook een filosofisch middel om opnieuw verbinding te maken met de innerlijke tijd – met reflectie, stilte, aandacht en verwondering.


Reflectie op onze tijd

Hermsen sluit haar boek af met een sociaal-politieke reflectie: in een steeds drukker en luider lijkende samenleving, is het essentieel om opnieuw ruimte te scheppen voor de innerlijke tijd. De coronaperiode fungeerde als een soort breekpunt: voor sommigen was de gedwongen stilstand een zegen, voor anderen een vloek. Deze periode maakte duidelijk hoe vervreemd we zijn geraakt van rust, stilte en zelfs verveling.



Stil de Tijd is een filosofische, literaire en maatschappelijke zoektocht naar de betekenis van tijd in een jachtige wereld. Hermsen pleit voor een herwaardering van rust, verveling, wachten en aandacht. Alleen als we de kloktijd leren af te zetten tegen de innerlijke tijd, kunnen we weer grip krijgen op ons leven en op onszelf. Kunst, filosofie en literatuur wijzen ons hierbij de weg. Het is een oproep om niet langer slaaf te zijn van de tijd, maar opnieuw eigenaar van onze tijd te worden.


De ideeën uit het boek "Stil de Tijd" werden ook verwerkt in een film.




Comments


bottom of page