top of page

Op zoek naar menselijkheid in 1984 (1948) George Orwell

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 27 dec 2024
  • 5 minuten om te lezen

1984 vertelt het verhaal van de overheidsbeambte Winston Smith, die in het Londense archief van het Ministerie van Waarheid werkt voor de totalitaire staat Oceanië. In deze staat maakt Big Brother – de leider wiens zwartbesnorde afbeelding aan elke muur te vinden is – de dienst uit. De geschiedenis wordt constant herschreven om de Partij altijd gelijk te geven.


“Who controls the past controls the future: who controls the present controls the past.”


Er is geen persoonlijke vrijheid, en mensen worden onderdrukt door de Denkpolitie, die iedereen die niet loyaal is aan het regime gevangenneemt en martelt. Via elektronische muurschermen worden de gehersenspoelde onderdanen constant in de gaten gehouden en de ‘thought police’ rekent af met dissidenten.



De bovenstaande leuzen van de Partij in 1984 symboliseren de extreme manipulatie van waarheid door het totalitaire regime en staan symbool voor het Orwelliaanse doemscenario van vergaande staatsinmenging in het privéleven van mensen. Deze omkeringen zijn kernprincipes van dubbeldenk, waarmee de Partij burgers dwingt tegenstrijdigheden te accepteren en onafhankelijk denken te elimineren. Ondanks de indoctrinatie begint Winston Smith, het hoofdpersonage uit het verhaal, te twijfelen aan de werkelijkheid die hem wordt gepresenteerd. In zijn zoektocht naar waarheid en vrijheid koopt Winston een dagboek, waarmee hij zijn eigen gedachten begint op te schrijven.



Het schrijven en denken vormen de start van zijn verzet tegen de alomtegenwoordige staat. Geen verzet door geweld, maar wel verzet door te denken en te handelen. Zijn dagboek zet Winston aan terug te denken aan zijn verleden wanneer de totalitaire staat nog in ontwikkeling was. Wie uitgebreid op de inhoud van het boek wil ingaan kan hier meer informatie vinden. Hier gaan we zoek naar Cicero's pleidooi voor fatsoen. Een zoektocht die ons brengt bij Winstons herinnering aan zijn moeder en zijn herinnering aan een tijd waar menselijkheid nog bestond. In feite komt het neer op volgende vragen:

"Hoe kan je als burger in een totalitaire staat jouw menselijkheid behouden? Hoe blijf je mens in onmenselijke omstandigheden?"


Bereidheid tot onbaatzuchtig handelen


Afgaande op wat hij zich van haar kon herinneren, veronderstelde hij niet dat zij een bijzondere vrouw was geweest en nog minder een intelligente vrouw; en toch had ze een soort edelheid bezeten, een soort van zuiverheid, eenvoudig omdat de normen waaraan zij gehoorzaamde persoonlijke standaarden waren. Haar gevoelens waren van haarzelf en konden niet van buitenaf veranderd worden. Het zou niet in haar hoofd zijn opgekomen dat een handeling, die geen doel dient, daardoor betekenisloos wordt. Wanneer je iemand liefhad, dan had je hem lief en wanneer je niets anders te geven had, dan gaf je hem liefde. Toen het laatste stukje chocolade verdwenen was, had zijn moeder het kind in haar armen geklemd. Het gaf niets, het bracht geen enkele verandering teweeg, het bracht niet meer chocolade op, het wendde de dood van het kind niet af noch die van haarzelf; maar het scheen haar natuurlijk om dat te doen. deel 2, hoofdstuk 7.

 

Het fragment laat zien hoe Winston terugdenkt aan de eenvoud van zijn moeder en haar emotionele zuiverheid. Zijn moeder had een onwankelbare trouw aan haar eigen morele waarden en persoonlijke gevoelens. Zelfs in een wanhopige situatie, waarin er niets meer te redden viel, handelde ze volgens haar innerlijke drijfveren. Ze koos ervoor om liefde te tonen, zelfs al kon het het onheil niet afwenden. Het handelen vanuit innerlijke overtuigingen en liefde maakt ons menselijk. Zijn moeder handelde vanuit persoonlijke standaarden, niet vanuit externe dwang of praktisch nut. Zelfs toen ze wist dat er niets meer te redden viel, klampte ze haar kinderen liefdevol vast. Deze actie was misschien zinloos in praktische zin, maar het symboliseerde iets veel groters: de weigering om haar menselijkheid te laten afnemen door de omstandigheden.


Winstons eigen gedrag als kind - het stelen van het stukje chocolade - wordt door hem gezien als een daad van onmenselijkheid. Hij interpreteert dit als een voorbeeld van hoe de omstandigheden en de ideologie van de Partij hem al op jonge leeftijd hebben beïnvloed om zijn eigen overleving boven alles te stellen, zelfs boven zijn liefde voor zijn familie. Dit benadrukt hoe totalitaire regimes de instincten van overleving en wantrouwen gebruiken om de band tussen mensen te breken.


In de wereld van de Partij is liefde vervangen door loyaliteit aan de staat, en persoonlijke banden worden onderdrukt. Het zijn juist die individuele emoties en persoonlijke relaties die de totalitaire staat probeert te vernietigen. Het is dit wat Winston in zijn leven mist: de oprechte zorg voor anderen en de bereidheid tot onbaatzuchtig handelen.


Een oproep tot fatsoenlijk handelen

De herinnering aan zijn moeder kan geïnterpreteerd worden als een tegengif tegen de ontmenselijking. Zij staat symbool voor een alternatieve manier van leven, waarin relaties gebaseerd zijn op liefde en morele overtuigingen in plaats van angst en zelfbehoud, waarin elementair fatsoen vanzelfsprekend zijn. Elementair fatsoen verwijst naar basale menselijke waarden zoals eerlijkheid, mededogen, liefde en de zorg voor anderen – normen die in Winstons jeugd nog aanwezig waren, maar die uiteindelijk door de Partij volledig worden onderdrukt. Haar liefdevolle gebaar naar haar kinderen, ondanks de uitzichtloze situatie, weerspiegelt een officium (plicht) die haar natuur als mens bevestigt en maakt haar zo een prachtig voorbeeld van wat Cicero in De Officiis beschrijft.


Cicero’s De Officiis (Over de plichten) is een filosofisch werk waarin hij richtlijnen biedt voor ethisch gedrag, zowel in het publieke als in het persoonlijke leven. Hij benadrukt dat menselijkheid en moreel gedrag voortkomen uit een natuurlijk besef van goedheid, gebaseerd op redelijkheid, zorg voor anderen en een streven naar harmonie. Fatsoen (in Cicero’s termen: honestas en humanitas) ziet hij als een fundamentele plicht van ieder individu waarbij moreel gedrag altijd voorrang moet hebben boven pragmatische overwegingen. Cicero waarschuwt in De Officiis voor het verlies van moraal en rechtvaardigheid wanneer tirannie de macht grijpt. Hij beschrijft hoe een corrupte staat de natuurlijke menselijke waarden vernietigt door angst en repressie. De zorg voor anderen en respect voor fatsoen verdwijnen in zo’n systeem. Daarom is het vasthouden aan virtus (deugd) en fatsoen een vorm van verzet tegen onrecht. Hij stelt dat een individu, zelfs onder een tiranniek regime, trouw moet blijven aan zijn innerlijke waarden om zijn menselijkheid te behouden.


Kan menselijkheid en fatsoen ons redden?

Het einde van 1984 toont de verschrikkelijke gevolgen van een volledig verlies van menselijkheid. Winston, gebroken door marteling, geeft zijn liefde voor Julia op en aanvaardt zijn loyaliteit aan Big Brother. Dit tragische einde benadrukt de macht van totalitaire regimes om zelfs de meest fundamentele menselijke emoties te vernietigen.

Toch blijft de herinnering aan Winstons moeder een hoopvol signaal in het verhaal. Het herinnert de lezer eraan dat fatsoen, hoewel kwetsbaar, nooit volledig kan worden uitgeroeid zolang er mensen zijn die bereid zijn hun innerlijke waarden trouw te blijven. Het is een oproep om, zelfs in de meest uitzichtloze situaties, vast te houden aan wat ons menselijk maakt.



if you want a picture of the future

imagine a boot

stamping on a human face

forever

the moral to be drawn from this dangerous nightmare situation is a simple one

don't let it happen

it depends on you



Comments


bottom of page