De Matthäuspassie van Bach – Gids bij een meesterwerk
- Wouter Vanderstraeten
- 14 apr
- 19 minuten om te lezen

Volgende week gaan we voor het eerst naar de Matthäuspassie van Johann Sebastian Bach – een ervaring die velen als diep ontroerend en verrijkend beschrijven. Dit meesterwerk is niet zomaar een concert, maar een muzikale meditatie over het lijden, sterven en de betekenis van Jezus Christus, zoals beschreven in het evangelie volgens Matteüs. Om ons beter te kunnen inleven en luisteren, verzamelden we hier achtergrondinformatie bij zes vragen die meer inzicht geven in de inhoud, context en opbouw van de Matthäuspassie.
In deze tekst wordt ingegaan op volgende vragen:
1. Wat vertelt het evangelie volgens Matteüs over de laatste week en het lijdensverhaal van Jezus?

Voor een uitgebreide samenvatting van het evangelie volgens Matteüs kan je hier terecht: https://www.delezing.be/post/het-evangelie-volgens-matteüs
Hieronder ga ik dieper in op de gebeurtenissen van de laatste week vanaf hoofdstuk 21.
In hoofdstuk 21 gaat Jezus met zijn volgelingen naar Jeruzalem. Het begin van het hoofdstuk (Matteüs 21:1-11) beschrijft de beroemde scène waar Jezus op een ezel Jeruzalem binnenrijdt, terwijl mensen hem toejuichen en palmbladeren voor hem op de grond leggen. Deze gebeurtenis staat bekend als de "Triomfantelijke Intocht" en wordt traditioneel gevierd op Palmzondag.
21:9 "De mensenmassa die voor hem uit liep en achter hem aan kwam, riep luidkeels: 'Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!'"
Nadat Jezus Jeruzalem is binnengekomen, gaat hij naar de tempel en drijft de handelaars en geldwisselaars uit, die de tempel tot een marktplaats hadden gemaakt. Hij veroordeelt hun handelingen en herstelt de tempel als een plaats van gebed.
21:12-13 "En Jezus ging de tempel van God binnen en dreef allen uit die in de tempel verkochten en kochten. Hij keerde de tafels van de wisselaars om en de stoelen van hen die duiven verkochten. Hij zei tegen hen: 'Er staat geschreven: Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie maken er een rovershol van!'"
Jezus zuivert de tempel van de geldwisselaars en handelaren en wijst zo ook religieuze leiders van die tijd terecht.
23:12: "En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden, en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden."
23:23: "Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u hebt het belangrijkste van de wet: het recht, de barmhartigheid en het geloof, verwaarloosd. Deze dingen zou men moeten doen en die andere niet nalaten."
In hoofdstuk 22 komt Jezus in een confrontatie met de religieuze leiders die hem willen testen en hem zo mogelijk willen ontmaskeren. In dit hoofdstuk staan een aantal zeer interessante en bekende citaten van Jezus:
Jezus vertelt een gelijkenis over een koning die een bruiloftsfeest organiseert voor zijn zoon. Hij nodigt vele gasten uit, maar zij weigeren te komen. De koning stuurt vervolgens zijn dienaren om iedereen die zij kunnen vinden uit te nodigen, zowel goede als slechte mensen. Eén van de gasten heeft echter geen bruiloftskleding aan en wordt buiten in de duisternis geworpen. Deze gelijkenis symboliseert de uitnodiging van God tot zijn koninkrijk en de noodzaak om voorbereid en waardig te zijn, want concludeert hij:
22:14"Veel zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren."
De Farizeeën proberen Jezus in de val te lokken door hem een vraag te stellen over het betalen van belasting aan de Romeinse keizer. Jezus ontmaskert hun hypocrisie door hen te vragen een munt te tonen en te wijzen op het portret van de keizer erop, waarna hij zegt:
22:21 "Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is."
De Sadduceeën, die niet in de opstanding geloven, stellen Jezus een hypothetische vraag over een vrouw die zeven broers huwt volgens de wet van Mozes. Jezus antwoordt dat in de opstanding mensen niet huwen, maar als engelen in de hemel zijn.
22:30 "Want in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk gegeven, maar zij zijn als engelen van God in de hemel."
Een wetgeleerde vraagt Jezus welk gebod het grootste is. Jezus antwoordt dat het grootste gebod is om God lief te hebben met heel je hart, ziel en verstand en daarnaast plaatst hij het concept van naastenliefde centraal.
22:37-40 "U zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de hele wet en de profeten."
Hoe weet Jezus dat hij de Messias is? Hoe kan je die identiteit vaststellen? Jezus stelt een vraag aan de Farizeeën over de identiteit van de Messias, waarbij hij verwijst naar Psalm 110. Hij toont aan dat de Messias meer is dan alleen een nakomeling van David, maar ook de Heer van David. Dit maakt de Farizeeën sprakeloos.
22:44 "De Heer heeft gezegd tot mijn Heer: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb."
In hoofdstuk 23 klaagt Jezus de hypocrisie van de farizeeën aan. Ze prediken wel, maar handelen er niet naar. Ze doen al hun werken om door de mensen gezien te worden en zoeken eer en aanzien.
23:3 "Alles dan wat zij u zeggen, dat u in acht moet nemen, neemt dat in acht en doet het; maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet."
Jezus onderwijst dat zijn volgelingen zich nederig moeten opstellen en zich niet verheven moeten voelen boven anderen. Hij benadrukt dat de grootste onder hen een dienaar moet zijn.
23:12 "Wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden, en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden."
In hoofdstuk 24 geeft Jezus een uitgebreide profetische toespraak over de eindtijd, de verwoesting van de tempel, en zijn wederkomst.
24:2 "Voorwaar, Ik zeg u: Er zal hier niet één steen op de andere gelaten worden die niet afgebroken zal worden."
Hierbij spoort hij de gelovigen aan dat ze waakzaam moeten zijn, zich niet laten verleiden door valse profeten en de tekenen van het einde der tijden moeten herkennen.
24:4-5 "Pas op dat niemand u misleidt. Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden."
Het is een oproep tot geloof en volharding in moeilijke tijden en het vasthouden en uitdragen van de blijde boodschap.
24:9 "Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam."
Hoofdstuk 25 bevat drie belangrijke gelijkenissen die Jezus vertelt om zijn discipelen te onderwijzen over de voorbereiding op de wederkomst en het oordeel. Deze gelijkenissen benadrukken verschillende aspecten van waakzaamheid, trouw en barmhartigheid.
25:13 "Wees dan waakzaam, want u kent de dag en het uur niet."
In de eerste gelijkenis benadrukt Jezus het belang van waakzaamheid en voorbereiding voor de zijn wederkomst van Jezus. Hij vertelt over tien maagden die hun lampen namen en de bruidegom tegemoet gingen. Vijf van hen waren wijs en namen olie mee voor hun lampen, terwijl de andere vijf dwaas waren en geen olie meenamen. Toen de bruidegom aankwam, waren de wijze maagden klaar om hem te ontmoeten, maar de dwaze maagden moesten olie gaan kopen en misten de komst van de bruidegom. De deur werd gesloten en zij werden buitengesloten.
25:29 "Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, zal zelfs wat hij heeft, afgenomen worden."
In de tweede gelijkenis wordt verteld over een man die op reis gaat. Hij vertrouwt zijn eigendommen toe aan zijn dienaren: aan één geeft hij vijf talenten, aan een ander twee, en aan nog een ander één, elk naar zijn bekwaamheid. De dienaren met vijf en twee talenten investeren en verdubbelen hun geld, maar de dienaar met één talent begraaft het uit angst. Bij zijn terugkomst prijst de meester de eerste twee dienaren en geeft hun meer verantwoordelijkheid, maar hij berispt de derde dienaar en werpt hem in de buitenste duisternis. Deze gelijkenis benadrukt de noodzaak van trouw en goed rentmeesterschap over de gaven en verantwoordelijkheden die God ons heeft toevertrouwd en staat nu bekend als het Matteüseffect.
25:40"Voorwaar, Ik zeg u: Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan."
Jezus beschrijft de komst van de Zoon des mensen in zijn heerlijkheid, wanneer hij zal zitten op zijn glorieuze troon en alle volken voor hem verzameld zullen worden. Hij zal de mensen scheiden als een herder die de schapen van de bokken scheidt. De schapen (rechtvaardigen) worden gezegend en uitgenodigd om het koninkrijk te beërven, omdat zij Jezus dienden door zorg te dragen voor de hongerigen, dorstigen, vreemdelingen, naakten, zieken en gevangenen. De bokken (onrechtvaardigen) worden vervloekt en naar het eeuwige vuur gezonden, omdat zij verzuimd hebben deze dingen te doen. Deze passage benadrukt het belang van barmhartigheid en daden van liefde jegens de naasten als tekenen van ware gerechtigheid.
Met hoofdstuk 26 komen we in de eindfase van het evangelie en worden de gebeurtenissen beschreven die leiden tot de arrestatie en berechting van Jezus. Dit hoofdstuk is een van de meest dramatische en belangrijke delen van het Evangelie volgens Mattheüs en bevat verschillende sleutelgebeurtenissen en dialogen.
26:2 "U weet dat over twee dagen het Pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden om gekruisigd te worden."
In het paleis van de hogepriester Kajafas komen de schriftgeleerden en oudsten van het volk samen en daar komen ze tot de conclusie om een plan te beramen om Jezus met list te grijpen en te doden. Ze besluiten dit niet te doen tijdens het feest om onrust onder het volk te vermijden.
Jezus bereidt zich verder voor op zijn dood en wordt gezalfd door een vrouw in het huis van Simon de melaatse in Betanië. Ze giet een zeer kostbare olie over zijn hoofd. De discipelen zijn verontwaardigd over deze "verspilling," maar Jezus verdedigt de vrouw:
26:12 "Want toen zij deze olie op Mijn lichaam goot, deed zij dat als voorbereiding op Mijn begrafenis."
Judas Iskariot, één van de 12, gaat naar de priesters en vraagt wat zij hem willen geven om Jezus aan hen over te leveren. Ze komen overeen hem dertig zilverstukken te geven. Vanaf dat moment zoekt Judas een gelegenheid om Jezus te verraden.
Jezus viert het Pascha met zijn discipelen. Tijdens de maaltijd voorspelt hij dat een van hen hem zal verraden. Jezus stelt het Avondmaal in door het breken van het brood en het drinken van de wijn, die hij identificeert als zijn lichaam en bloed en introduceert zo het sacrament van de eucharistie.
26:26 "En terwijl zij aten, nam Jezus het brood, zegende het, brak het en gaf het aan de discipelen en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam."
Jezus voorspelt dat alle discipelen hem die nacht zullen verlaten, en specifiek dat Petrus hem drie keer zal verloochenen voordat de haan kraait. Petrus verzekert dat hij Jezus nooit zal verloochenen, zelfs al zou hij met hem moeten sterven.
Na de maaltijd gaat Jezus met zijn discipelen naar de hof van Gethsemané om te bidden. Hij neemt Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en wordt diep bedroefd en angstig. Hij bidt drie keer tot de Vader om de zware taak die hem wacht niet te moeten vervullen, maar onderwerpt zich aan de wil van de Vader.
26:39 "Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan; maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt."
Judas arriveert met een grote groep gewapende mannen en verraadt Jezus met een kus. Jezus wordt gearresteerd en voor het Sanhedrin gebracht en geconfronteerd met valse getuigenissen. De hogepriester vraagt hem of hij de Christus, de Zoon van God, is. Jezus bevestigt dit en wordt beschuldigd van godslastering. Hij wordt bespot en geslagen.
Terwijl Jezus wordt berecht, verloochent Petrus hem drie keer, zoals voorspeld. Na de derde verloochening kraait de haan en herinnert Petrus zich Jezus' woorden. Hij gaat naar buiten en weent bitter.
Dit hoofdstuk markeert de climax van de gebeurtenissen die leiden tot de kruisiging van Jezus, met nadruk op verraad, lijden, en de vervulling van profetieën. Het beschrijft de diepgaande momenten van Jezus' laatste uren voor zijn arrestatie en de reacties van zijn discipelen.
In hoofdstuk 27 wordt Jezus naar Pilatus gebracht, de Romeinse gouverneur, en beschuldigd van verschillende misdrijven.
27: 22-23 "Pilatus zei tegen hen: 'Wat moet ik dan doen met Jezus, Die Christus genoemd wordt?' Zij allen zeiden tegen hem: 'Laat Hem gekruisigd worden!' Maar de stadhouder zei: 'Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?' En zij schreeuwden te meer: 'Laat Hem gekruisigd worden!'"
Pilatus zelf voelt weinig om Jezus te veroordelen laat de beslissing over aan het volk. Pilatus wast zijn handen in onschuld en geeft toe aan de wens van de menigte. Hij laat Barabbas vrij en veroordeelt Jezus ter dood door kruisiging.
Judas beseft dat hij Jezus heeft verraden en brengt de dertig zilverstukken terug naar de priesters en oudsten. Hij bekent dat hij onschuldig bloed heeft verraden, maar zij wijzen hem af. Judas gooit de zilverstukken in de tempel en gaat heen en verhangt zichzelf. De priesters gebruiken het geld om een akker van een pottenbakker te kopen als begraafplaats voor vreemdelingen. Dit vervult een profetie uit het Oude Testament.
De soldaten van Pilatus nemen Jezus mee naar de Praetorium, waar ze hem kleden met een scharlaken mantel en een doornenkroon op zijn hoofd zetten. Ze bespotten hem als "Koning der Joden" en slaan hem in het gezicht. Jezus wordt gedwongen om zijn eigen kruis te dragen naar de plaats van de executie, genaamd Golgotha. Onderweg wordt Simon van Cyrene gedwongen om Jezus te helpen met het dragen van het kruis. Bij Golgotha wordt Jezus aan het kruis genageld, samen met twee misdadigers. Terwijl hij aan het kruis hangt, wordt Jezus bespot door voorbijgangers, hogepriesters, oudsten en soldaten. Ze dagen hem uit om zichzelf te redden als hij werkelijk de Zoon van God is.
Vanaf het zesde uur tot het negende uur is er duisternis over het hele land.
27: 46 "En tegen het negende uur riep Jezus met luide stem: 'Eli, Eli, lama sabachtani?', dat is vertaald: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?'"
27: 50-54 "En Jezus riep opnieuw met luide stem en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven naar beneden. De aarde beefde, de rotsen scheurden, de graven gingen open en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt. En toen zij uit de graven gekomen waren, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad en zijn velen verschenen. En de hoofdman over honderd en zij die met hem Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er gebeurde, en zij werden zeer bevreesd en zeiden: 'Werkelijk, Deze was Gods Zoon!'"
De Romeinse centurio en degenen die bij hem zijn, erkennen Jezus als de Zoon van God vanwege de gebeurtenissen rond zijn dood. Enkele vrouwen, waaronder Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Jezus, kijken op afstand toe.
Een rijke man genaamd Jozef van Arimathea vraagt Pilatus om het lichaam van Jezus. Hij wikkelt het in linnen doeken en legt het in zijn eigen nieuwe graf dat in de rots is uitgehouwen. Hij rolt een grote steen voor de ingang van het graf. De priesters en Farizeeën overleggen met Pilatus en vragen hem om het graf te laten bewaken, omdat ze vrezen dat de discipelen het lichaam zullen stelen en vervolgens zullen beweren dat Jezus is opgestaan uit de dood. Pilatus stemt toe en beveelt dat het graf beveiligd wordt.
Hoofdstuk 28 is gewijd aan de opstanding van Jezus.
28: 5-6"Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: 'Wees niet bevreesd, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft.'"
Hij geeft de opdracht aan zijn discipelen om het evangelie te verspreiden naar alle volken, met de belofte van Zijn voortdurende aanwezigheid.
28: 18-20 "En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.'"
Het verhaal bij Matteüs legt de nadruk op de menselijkheid van Jezus, zijn lijden, zijn trouw aan zijn missie, en de vervulling van profetieën uit het Oude Testament. Tegelijk roept het op tot zelfreflectie: het gaat niet alleen over toen, maar ook over hoe wij vandaag omgaan met onrecht, trouw, verraad, en genade.
2. Wat is een passieverhaal?
Een passieverhaal is het gedeelte van een evangelie waarin het lijden en sterven van Jezus Christus wordt verteld – meestal beginnend bij het Laatste Avondmaal en eindigend bij zijn begrafenis. Het woord “passie” komt van het Latijnse passio, dat “lijden” betekent. Elk van de vier evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes) bevat een eigen versie van dit verhaal, met eigen accenten en details.
Doorheen de christelijke traditie groeide het passieverhaal uit tot een centraal moment in de liturgie van de Goede Week, vooral op Goede Vrijdag. In de Middeleeuwen werd het passieverhaal vaak gezongen in kerkdiensten, aanvankelijk eenstemmig (zoals in het Gregoriaans), later meerstemmig. Tijdens de Renaissance en vooral de Barok ontwikkelde zich daaruit een rijke muzikale traditie van passies met verschillende stemmen en rollen – zoals bij de Matthäuspassie van Bach.
Een passie in muzikale vorm is dus meer dan een Bijbelverhaal op muziek: het is een dramatische, spirituele en emotionele beleving die uitnodigt tot reflectie en inleving in het lijden van Christus – en via hem ook in het menselijke lijden in het algemeen.
3. Hoe kwam Bachs Matthäuspassie tot stand?

Johann Sebastian Bach componeerde zijn Matthäus-Passion in de jaren 1720, tijdens zijn werk als Thomaskantor in Leipzig. In deze functie was hij verantwoordelijk voor de muziek in de hoofdkerken van de stad, waaronder de Thomaskirche. De passie werd geschreven voor Goede Vrijdag – een hoogdag in de Lutherse liturgie, waarin de herdenking van Jezus’ lijden centraal stond.
De eerste uitvoering vond plaats op 11 april 1727 (of mogelijk 1729), in de Thomaskirche. Het werk werd niet als concert uitgevoerd, maar als onderdeel van een kerkdienst – inclusief een preek tussen de twee delen. Bach zette uitzonderlijk groots in. Hij schreef de muziek voor twee koren, twee orkesten en meerdere solisten, wat ongezien was voor de liturgische praktijk. Zo kon hij het verhaal dramatisch in beeld brengen en tegelijk diep spiritueel maken.
De Matthäus-Passion combineert drie soorten teksten: de letterlijke evangelietekst, poëtische reflecties van de dichter Picander, en traditionele koralen. Dit zorgde voor een rijke structuur waarin het verhaal én de persoonlijke beleving ervan samenkomen. Na Bachs dood raakte het werk in de vergetelheid, tot het in 1829 opnieuw uitgevoerd werd door Felix Mendelssohn. Sindsdien groeide het uit tot een iconisch werk binnen de westerse muziekgeschiedenis – een symbool van muzikale en religieuze diepgang.
4. Wie was Picander?
Picander was het pseudoniem van Christian Friedrich Henrici (1700–1764), een Duitse dichter en tekstschrijver uit Leipzig. In het dagelijks leven werkte hij als belastingambtenaar, maar hij was ook een begaafd schrijver van satirische, luchtige én religieuze teksten. Vanaf 1725 werkte hij nauw samen met Bach, voor wie hij meerdere cantateteksten en libretti schreef.
Voor de Matthäus-Passion leverde Picander de vrije, poëtische teksten van de recitatieven en aria’s. Zijn teksten zijn geen letterlijke weergave van de evangeliegebeurtenissen, maar bieden een innerlijke, menselijke reflectie. Ze brengen de emoties van verraad, berouw, verdriet en verlangen onder woorden. Denk aan de aangrijpende aria "Erbarme dich, mein Gott" (zie lager in de tekst) – een smeekbede om vergeving na de verloochening van Petrus, waarvan de tekst door Picander werd geschreven.
Hoewel Picander niet altijd als grote dichter wordt gezien, had hij een uitzonderlijk talent om Bachs muzikale ideeën te ondersteunen met spirituele en affectieve diepgang. Zijn bijdrage aan de Matthäuspassie is dan ook van onschatbare waarde.
5. Wat vertelt de tekst van de Matthäuspassie?
De Matthäus-Passion is opgebouwd uit drie soorten teksten die samen een rijk en gelaagd verhaal vormen.
De evangelietekst uit Matteüs 26 en 27, gezongen door de evangelist (tenor) en andere solisten, vormt de verhalende ruggengraat. De gebeurtenissen worden helder verteld: van het Laatste Avondmaal, via het verraad, het proces en de kruisiging, tot de graflegging van Jezus.
Poëtische teksten van Picander in recitatieven en aria’s geven ruimte aan emotionele reflectie: gevoelens van schuld, hoop, compassie en berouw worden bezongen door solisten. Ze brengen het verhaal dichter bij de luisteraar – alsof het zich hier en nu afspeelt.
Koralen, gebaseerd op bekende Lutherse kerkliederen, worden meerstemmig gezongen door het koor. Ze bieden momenten van collectieve bezinning, troost en vertrouwen. In Bachs tijd kende het publiek deze liederen goed, waardoor ze extra betekenisvol waren.
De kracht van de Matthäuspassie zit in het samenspel van deze lagen. Het is geen afstandelijk Bijbelverhaal, maar een spirituele reis waarin we meevoelen met het lijden, het onrecht, het verdriet – én de hoop op verlossing.
6. De stemmen van de Matthäuspassie
In Bachs Matthäuspassie komen verschillende vocale partijen samen die elk een eigen functie vervullen. Elk onderdeel – van solist tot koor, van recitatief tot aria – draagt bij aan de dramatische kracht en de spirituele diepgang.
De evangelist – verteller en gids
De tenor die de rol van evangelist vertolkt, is de centrale verhalende stem van de Matthäuspassie. Hij zingt letterlijk de tekst uit Matteüs hoofdstukken 26 en 27, en doet dat in recitatiefstijl: een sobere, bijna sprekende zangvorm, begeleid door basso continuo (meestal cello en klavecimbel). Als een soort verslaggever leidt hij de luisteraar door Jezus’ laatste dagen, van het Laatste Avondmaal tot aan de begrafenis. Zijn stem verbindt alles: het Bijbelverhaal, de poëzie van de aria’s en de collectieve stemmen van het koor.
Jezus – stem van rust, diepte en majesteit
De woorden van Jezus worden gezongen door een bas of bariton. Hij zingt net als de evangelist in recitatieven, maar met een opvallend verschil: zijn stem wordt begeleid door zachte strijkers – een soort “muzikaal aureool” – wat zijn goddelijke status onderstreept. Deze warme, vredige begeleiding verleent zijn woorden een plechtige rust en innerlijke kracht. Jezus zingt geen aria’s. Hij reflecteert niet – hij spreekt met gezag en vertrouwen. Enkel in zijn laatste momenten, wanneer hij aan het kruis sterft, verstomt zelfs deze begeleiding. Zijn stem klinkt dan verlaten, naakt, menselijk. Een muzikaal moment van ongekende kracht.
Andere personages – dramatische contrasten en menselijke zwakte
Verschillende andere Bijbelse figuren krijgen een eigen stem in het verhaal. Ze worden meestal vertolkt door dezelfde solisten die ook de aria’s zingen:
Petrus (tenor) – in het aangrijpende moment van zijn verloochening van Jezus.
Pilatus (bas) – de Romeinse stadhouder die Jezus ondervraagt.
Judas, hogepriesters, dienaren, en de vrouw van Pilatus – kortere rollen, vaak dramatisch van toon.
Zij brengen menselijke emoties binnen: twijfel, verraad, schuld, politieke macht. Ze vormen een aardse tegenhanger van het verheven karakter van Jezus en maken het verhaal des te herkenbaarder.
De aria-solisten – stemmen van het innerlijk
Naast hun dramatische rollen zingen de sopraan, alt, tenor en bas ook solo-aria’s. Hier treden zij niet op als personage, maar als stem van het innerlijk. De aria’s zijn lyrische reflecties: zij geven uitdrukking aan verdriet, rouw, liefde, berouw of hoop. Vaak worden deze aria’s voorafgegaan door een kort recitatief of een arioso: een melodische tussenvorm die de overgang vormt tussen vertellen en emotioneel uitdrukken.
De aria’s zijn emotionele hoogtepunten van het werk. Denk aan de alt-aria “Erbarme dich”, waarin Petrus’ verdriet wordt verklankt door een ontroerende vioolsolo, of de sopraanaria “Aus Liebe will mein Heiland sterben”, een hemels stille meditatie, gezongen zonder basso continuo – een zeldzaamheid in barokmuziek. De instrumentatie speelt een sleutelrol: fluiten, hobo’s, viool of viola da gamba dragen de gevoelswereld van de zanglijnen.
Het dubbelkoor – het volk, de massa, de echo
De Matthäuspassie is geschreven voor twee koren – elk met hun eigen solisten en orkest. Deze dubbele bezetting laat Bach toe om muzikale dialogen te creëren, echo’s, tegenstellingen. De koren vervullen verschillende functies:
Turba-koren: dramatische uitroepen van het volk, zoals “Kreuzige ihn!”
Poëtische koordelen: beschouwende, meditatieve commentaren
Dialogen: zoals in het openingskoor “Kommt, ihr Töchter”, waar de ene koorgroep oproept en de andere antwoordt.
Door het gebruik van twee koren ontstaat ruimtelijkheid: het verhaal krijgt reliëf, het drama wordt tastbaar.
Het kinderkoor – stem van onschuld
In het openingsdeel klinkt boven het dramatische dubbelkoor een apart kinderkoor (of de sopraanstemmen van Koor I) met het koraal “O Lamm Gottes, unschuldig”. Deze hemelse stem lijkt boven de wereld te hangen – een zuivere, kwetsbare tegenstem die de onschuld van het Lam Gods bezingt, en de tragedie versterkt.
De koralen – rust, bezinning, verbondenheid
Doorheen de passie klinken meerstemmige koralen, gebaseerd op bekende Lutherse liederen. Ze fungeren als ankerpunten in het werk – momenten van rust, van gedeeld geloof. Bekende koralen zijn onder andere:
“O Haupt voll Blut und Wunden” – telkens in verschillende gedaanten
“Wenn ich einmal soll scheiden” – bij het sterven
“Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen” – vroeg in deel I
Deze koralen verbinden de luisteraar met het lijdensverhaal, en met elkaar.
7. Hoe is de Matthäuspassie opgebouwd?
De Matthäus-Passion bestaat uit twee delen. In Bachs tijd werd na het eerste deel een preek gehouden, waarna het tweede deel volgde. Het geheel duurt zo’n 2,5 tot 3 uur en is geschreven voor een dubbele bezetting: twee koren en twee orkesten. Dit laat Bach toe om muzikale dialogen, contrasten en echo’s te creëren. Hieronder de structuur in grote lijnen.
Deel I: Tot en met Jezus’ arrestatie in de hof van Getsemane.

Openingskoor: "Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen"
Dit dramatische koor opent de Matthäuspassie met een oproep aan de dochters van Jeruzalem om te komen en te helpen klagen. Het koor is indrukwekkend en emotioneel geladen, met een dubbele kooropstelling die een rijke, complexe klank creëert..
De mooiste noten ooit geschreven, is een veel gehoorde uitspraak over dit beginkoor, waarna volgt O Lamm Gottes unschuldig.
Evangelietekst en reflecties over het Laatste Avondmaal, verraad, bidden in de hof.
Dit deel beschrijft de gebeurtenissen rond het Laatste Avondmaal, het gebed in de hof van Getsemane en het verraad van Judas. De muziek is intens en reflecteert de spanning en het verdriet van deze momenten. Kort na het begin klinkt het koraal ‘Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen’ (Liefste Heer wat hebt Gij misdaan?).
Daarna volgen recitatieven, aria’s en koren die betrekking hebben op het verraad van Judas. Maar er klinkt ook ontreddering bij sommigen van Jezus volgelingen. Voordat Jezus wordt overgeleverd zingen de gelovigen de smeekbede: ‘Lasst ihn, haltet, bindet nicht!’ (Halt! Laat hem gaan! Bind hem niet.) Het koor zingt: So ist mein Jesus nun gefangen.
Slotkoor Deel I: Afschuw en verwarring na de arrestatie.
Na de arrestatie van Jezus volgt een dramatisch koor dat de emotionele climax van het eerste deel vormt. De muziek is krachtig en vol van wanhoop.
Nadat Jezus is verraden door Judas en gevangen wordt genomen, barst de roep om een hevig onweer los in het koraal Sind Blitze, Sind Donner. De orkesten en koren spelen en zingen razendsnelle noten als wervelwinden, met daartussen korte, benadrukte klanken als inslaande bliksemschichten en donderklappen. Die noten vormen een dalende lijn, alsof het onheil neerdaalt op aarde. Zo'n passage waarin de tekst zo letterlijk wordt verklankt in muziek heet een toonschildering.
Sind Blitze, sind Donner in Wolken verschwunden? | Zijn bliksem en donder in de wolken verdwenen? |
Eröffne den feurigen Abgrund, o Hölle, | Open je vurige afgrond, o hel, |
zertrümmre, verderbe, verschlinge, zerschelle | vermorzel, richt te gronde, verslind, verpletter |
mit plötzlicher Wut | met plotselinge woede |
den falschen Verräter, das mördrische Blut. | die valse verrader, dat moordenaarsbloed. |
Deel II: Proces, kruisiging en begrafenis.

“Erbarme dich” (na Petrus’ verloochening)
Deze aria is een van de meest geliefde delen van de Matthäuspassie. Het is een smeekbede om genade na Petrus' verloochening van Jezus. De muziek is diep emotioneel en hartverscheurend.
Verhoor door Kajafas en Pilatus, het volk kiest Barabbas.
De koraal "Wie wunderbarlich ist doch diese Strafe" klinkt op een cruciaal moment in de Matthäus-Passion. Jezus is gevangengenomen en staat voor het Sanhedrin, waar valse getuigen Hem beschuldigen. Te midden van deze onrechtvaardigheid plaatst Bach deze koraal als een reflectie: een moment van verwondering en diep inzicht.
De tekst spreekt over het grote mysterie van Jezus’ lijden—Hij, die zonder schuld is, draagt de straf voor anderen. De melodie is eenvoudig, maar de harmonieën zijn rijk en vol emotie. Bach laat de stemmen dicht bij elkaar bewegen, alsof de gemeenschap één is in het besef van dit onbegrijpelijke offer.
In de stroom van drama en beweging vormt deze koraal een moment van bezinning. De luisteraar wordt stilgezet bij de kern van het verhaal: Jezus lijdt niet voor zichzelf, maar voor de mensheid.
“Aus Liebe will mein Heiland sterben” (een verstilde meditatie op Jezus’ offer)
Deze aria, gezongen door een sopraan, drukt de liefde en opoffering van Jezus uit. Het is een prachtig en ontroerend stuk.
Jezus’ sterven en begrafenis
Dit deel beschrijft de kruisiging, het sterven en de begrafenis van Jezus. De muziek is somber en reflecteert de tragedie van deze gebeurtenissen..
Slotkoor: “Wir setzen uns mit Tränen nieder”
Het slotkoor is een emotionele afsluiting van de Matthäuspassie, waarin de zangers hun verdriet en rouw uitdrukken. Het is een krachtig en ontroerend einde van het werk.
Bach gebruikt muzikale symboliek om het verhaal kracht bij te zetten: zo valt de begeleiding stil bij Jezus’ sterven, klinken scherpe dissonanten bij het woord “kruisigen”, en worden emoties uitgebeeld in muzikale lijnen. Het werk is ook symmetrisch opgebouwd, wat getuigt van een doordachte spirituele architectuur.
De Matthäus-Passion is geen opera, maar wel doordrongen van dramatische kracht. Het is muziek die raakt, oproept tot inkeer, en tot op vandaag mensen weet te ontroeren en inspireren.



Opmerkingen