Wolfram Eilenberger “Het vuur van de vrijheid.
- Wouter Vanderstraeten
- 25 nov 2023
- 16 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 29 aug 2024

1943, het donkerste jaar. De industrialisatie van de Holocaust kwam op topsnelheid. Het totalitarisme overheerste grote delen van de wereld met een strijd op leven en dood. Hoe kan je in een dergelijke periode nadenken over concepten als vrijheid en autonomie? De antwoorden op dergelijke existentiële vragen kunnen zeer verschillend zijn, radicaal verschillend. Dit illustreert Eilenberger in het " Vuur van de vrijheid" aan de hand van het leven en werk in de periode 1933-1943 van Hannah Arendt, Simone de Beauvoir, Ayn Rand en Simone Weil. Deze periode was voor elk van deze denkers van fundamenteel belang. Toch verloopt hun filosofisch denken zeer verschillend qua ideologische richting en tempo. Weil en Rand, complete antipoden, zijn reeds zeer productief. Terwijl de grote werken van Arendt (The Origins of Totalitarianism) en de Beauvoir (Le deuxieme sexe) pas het licht zullen zien eind jaren '40, begin jaren '50.

In de volgende delen bespreek ik de 4 filosofes op basis van het boek van Wolfram Eilenberger. Bij elk van hen staat de verhouding tussen het ik en de ander, het vrije individu en de samenleving centraal.
Hannah Arendt

Hannah Arendt ontvlucht als Joodse al in 1933 nazi-Duitsland, en komt na een jarenlang onzeker vluchtelingenbestaan, waarin ze onder meer als ongedocumenteerde, staatloze, in een Frans interneringskamp belandt. Ter nauwer nood ontsnapt ze aan vervolging en aan de Holocaust. Samen met heel wat Joden, waaronder bekende kunstenaars en intellectuelen zoals Max Ernst, Marcel Duchamp, Walter Benjamin en Heinrich Mann, kan ze met de hulp van mensen uit het verzet en een aantal Amerikanen (waaronder Varian Fry en via het zuiden van Frankrijk per boot vluchten en in 1941 komt ze aan in de Verenigde Staten. Op Netflix staat over deze minder bekende episode van WOII een miniserie.
Het Joods-zijn van Arendt

Hannah Arendt schreef een boek over het leven van Rahel Varnhagen omdat ze gefascineerd was door deze opmerkelijke vrouw en haar invloedrijke rol in de Duitse romantiek. Het boek, getiteld “Rahel Varnhagen: The Life of a Jewish Woman”, was grotendeels voltooid toen Arendt in 1933 uit Duitsland in ballingschap ging, maar het werd pas in de jaren 1950 gepubliceerd.
Rahel Varnhagen was een complexe, gepassioneerde vrouw en een belangrijke figuur in de Duitse romantiek. Ze organiseerde een invloedrijke salon waar kunstenaars, dichters en intellectuelen samenkwamen. Haar correspondentie, die duizenden brieven omvatte, getuigt van haar diepgaande gedachten en relaties met prominente tijdgenoten zoals Goethe, Schlegel, Tieck, Humboldt en Heine.
Arendts biografie van Rahel Varnhagen is niet alleen een studie van een historische Joodse figuur, maar ook een reflectie op haar eigen leven en tijd. Het onderzoekt Duits-Joodse identiteit en de mogelijkheid van Joods leven in het licht van onvoorstelbare tegenspoed. Kortom, het boek biedt inzicht in de complexiteit van menselijke relaties, intellectuele uitwisseling en de culturele context van die tijd.
Net als Varnhagen, die uiteindelijk ertoe kwam haar identiteit als Joodse dankbaar te aanvaarden, wordt ook Arendt, in de loop van het werken aan dat boek, steeds alerter en attenter op de specifieke aanspraken, gevaren en paria-achtige mogelijkheden die voortkomen uit haar langdurige Jood-zijn, waar ze amper aandacht aan heeft besteed.
Feitelijk vielen de processen van haar politisering en van haar sensibilisering onder de druk van het opkomende naziregime samen en leidden niet in de laatste plaats ook tot haar engagement om als een rechercheur voorbeelden te verzamelen van de op dat moment alledaags geworden antisemitische smaad in Duitsland.
Als banneling in Parijs zet ze zich in voor het zionisme. De strategie van de assimilatie als antwoord op het 'Joodse vraagstuk' was een schijnoplossing gebleken en daarmee was ook het gevaar van het antisemitisme onderschat. Het zionisme leek daarom tegen de achtergrond van de jongste ontwikkelingen de enige begaanbare weg.
Arendts in die tijd verworven credo luidde: "'Als je als Jood wordt aangevallen, moet je je als Jood verdedigen.''
Arendt werpt zich op als dé kritische stem binnen de Joodse diaspora wat betreft de concrete uitwerking van het zionistisch ideaal. Arendt reageert heel fel op de conclusies van de Biltmoreconferentie. De Biltmoreconferentie was een belangrijke bijeenkomst in New York van zionisten in 1942, waar ze als reactie op de wanhopige situatie van de Europese Joden, een nieuwe koers voor hun beweging bepaalden. Ze beslisten om te streven naar de oprichting van een Joodse staat in Palestina. Ze verwierpen het Britse beleid dat de Joodse immigratie naar Palestina beperkte en zochten steun bij de Verenigde Staten. Deze conferentie wordt gezien als een keerpunt in de zionistische geschiedenis, omdat het de eerste keer was dat de zionisten openlijk een onafhankelijke Joodse staat eisten.
Arendt zag deze eis echter als een verraad aan de oorspronkelijk emancipatorische doelen van de zionistische beweging. Bovendien vond ze het besluit ook reëel politiek al op middellange termijn zelfvernietigende dwaasheid. Gewoonweg absurd noemt ze in haar talrijke woedende teksten in de daaropvolgende weken en maanden de voorstelling dat een meerderheid van een bevolking (de Arabieren) binnen een democratische Joodse gemeenschap hoogstens minderheidsrechten krijgt. Even illusoir lijkt haar het idee van een zich soeverein gedragen nationale staat, die in zijn voorbestaan en zijn voorspoed permanent aangewezen moet blijven op de militaire steun van een andere beschermende staat. Een lot dat tot op de dag vandaag realiteit is.
Simone de Beauvoir

Simone de Beauvoir is de enige van het kwartet die niet joods is en die de oorlog daarom op een geheel andere manier beleeft. Het politieke denken heeft daarom niet direct haar grootste aandacht. In 1929 ontmoette De Beauvoir Jean-Paul Sartre met wie ze als snel een liefdesverhouding kreeg, maar waarmee ze nooit zou trouwen. In plaats daarvan sloten de twee een pact om nooit met een ander te trouwen. Verder lieten ze elkaar volledig vrij om verhoudingen met anderen aan te gaan. De oorlogsjaren worden grotendeels in Parijs doorgebracht – jaren waarover Sartre later zal opmerken: ‘We zijn nooit vrijer geweest dan onder de Duitse bezetting.’
Los van hun actieve liefdesrelatie hadden De Beauvoir en Sartre ook invloed op elkaars werk. Het existentialisme dat Sartre ontwikkelt, is ook terug te vinden in De tweede sekse. Volgens Sartre gaat de existentie, het bestaan van de mens, vooraf aan de essentie, wat de mens is. Gevolg hiervan is dat de mens kan kiezen wie hij is. Zo kan ook de vrouw kiezen om niet langer in de rol van ondergeschikte te blijven zitten. Ze moet ervoor kiezen om een zelfstandig persoon te zijn met eigen verlangens en behoeften, een subject. Maar de man moet de vrouw dan ook wel erkennen als subject.
Naast haar filosofische werk schreef De Beauvoir ook romans. In de romans zijn haar filosofische ideeën terug te vinden. Zo is L’invitée gebaseerd op haar relatie met Sartre en de invloed die een derde op deze relatie had. Voor Les Mandarins ontving ze in 1954 de Prix Goncourt prijs.
Simone Weil
Tegen de stroom in, zelf denken
Simone Weil kan je moeilijk in één categorie plaatsen, laat staan in één ideologie of politieke gezindheid. Weil was van afkomst een agnostisch opgevoede Joodse die in het katholicisme de ware kerk vond, maar zich niet wilde laten dopen. Een pacifiste die actief deelnam aan de Spaanse burgeroorlog. Een individualiste die opkwam voor het collectief. Een kind van de bourgeoisie dat in de fabriek ging werken en zich tijdens de Tweede Wereldoorlog uithongerde, uit solidariteit met de onderdrukten. Politieke actie om de wereld te verbeteren: dat vond Weil wel belangrijk. Alleen verzette ze zich tegen elke partijvorming. Ze was een extreme individualiste, wat bij haar contradictorisch genoeg niet leidde tot neoliberaal egoïsme maar wel tot engagement.

De filosoof-arbeider
Tussen 1931 en 1943 schreef Weil "Onderdrukking en vrijheid: Filosofische en politieke geschriften", een verzameling van zeven teksten. Een van de belangrijkste teksten in het boek is "Over de oorzaken van vrijheid en maatschappelijke onderdrukking", die Weil schreef in 1934. In deze tekst analyseert zij de historische en structurele factoren die de vrijheid van de mens belemmeren of bevorderen. Ze analyseert de oorzaken en de gevolgen van de moderne technische beschaving, die volgens haar leidt tot een verlies van vrijheid, een vervreemding van de menselijke natuur en een onderwerping aan de collectieve macht. Weil streeft naar een echt vrije arbeidssamenleving van zelfbeschikkende individuen.
Zeer typerend voor Simone Weil was dat ze los wou komen van de theorie en ook over wou gaan tot daden. Ze wou aan den lijve de onderdrukking voelen die ze als filosofe wou opheffen. Hier komt ze tot één van haar meest doorslaggevende inzichten. Door in fabrieken te werken en zich lichamelijk tot het uiterste te vermoeien. Als je uitgebuit wordt en iedere dag kapotgewerkt thuiskomt, word je niet opstandig, merkte ze. Integendeel, uitbuiting leidt tot onderdanigheid. Daarom vond Weil de stem die we niet horen het interessantst: die komt van de uitgebuite mens.
Weil gaat in tegen het vooruitgangsgeloof. Marx’ aanname dat door elke vooruitgang van de productiefactoren de mensheid voortschrijdt op weg naar bevrijding = volgens Weil een vergissing. Het marxisme/communisme maakte daarmee dezelfde fout als het kapitalisme.
Beide ideologieën, volgens Weil, droomden onder de paraplu van de mythe van de oneindige groei over het einde van de geschiedenis. Beide over een mondiale overwinning van het systeem op een uiteindelijk economische grondslag. Beide over een bevrijding van de mens niet alleen van het juk van de arbeid, maar in het algemeen van het juk van een werkelijkheid die zich tegen onze verlangens verzet.
Weils schets van het sociale leven van haar tijd culmineert in de diagnose van het verval van een wereld die met het oog op haar ooit verheven doelen volledig op haar kop staat en daarom steeds sneller en vernietigender om haar eigen doelloze machtshonger moet draaien:
'De onderzoeker wendt zich niet meer tot de wetenschap om zijn eigen denken te verhelderen, hij wil resultaten vinden die in de bestaande wetenschap kunnen worden ingevoegd. Machines functioneren niet om het leven van de mensen mogelijk te maken; men neemt .er genoegen mee de mensen te voeden zodat ze de machines kunnen bedienen. Geld is geen gerieflijk middel voor de uitwisseling van goederen, -de afzet van goederen is een middel voor de geldcirculatie. Ten slotte is de organisatie geen middel voor het beoefenen van een collectieve actie, maar de activiteit van een groep is een middel ter versterking van de organisatie [ ... ] De onteigening van het individu ten gunste van de collectiviteit is overigens niet totaal, dat kan ze niet zijn; maar het is nauwelijks denkbaar dat ze nog veel verder zou kunnen gaan dan nu.' (citaat uit de tekst Over de oorzaken van vrijheid en maatschappelijke onderdrukking van Simone Weil)

Haar solidariteit met de onderdrukten, ongelukkigen en armen liet ze niet alleen zien in haar werk, maar ook in haar manier van leven. Zo weigerde ze een salaris hoger dan een bijstandsuitkering toen ze werkte als filosofiedocent, en wilde ze toen ze ziek was niet meer eten dan de geldende rantsoenen in bezet Frankrijk. Haar solidariteit met de onderdrukten deed haar ook de wapens opnemen tijdens de Spaanse burgeroorlog. Haar zwakke gezondheid en haar slecht zicht maakten van haar echter geen goed soldaat en ze raakt gewond toen ze haar voet verbrandde in een pot hete olie.
Criticus van het communisme
In het intellectuele milieu van Parijs was er veel sympathie voor het communisme. Weil die zichzelf als links intellectueel zag, was één van de eerste om openlijk kritiek te geven op het communisme. Weil die in het begin van de jaren '30 in Duitsland verblijft, ziet grote verdeeldheid ter linker zijde. In plaats van zich als één man te verzetten tegen de nationaalsocialisten voeren de Duitse communistische partij en de Communistische Internationale gestuurd door Stalin en het Russische Centraal Comité liever een sektarische strijd tegen de sociaaldemocratie als hoofdvijand. De gevolgen zijn voor Weil duidelijk voorspelbaar. In Duitsland schrijft ze in de herfst van 1932 aan een bevriend vakbondsbestuurder, 'heb ik het laatste restje respect voor de partij verloren en elke verdraagzaamheid jegens haar staat gelijk aan een misdrijf'. Slechts een jaar later is precies uitgekomen wat Weil in haar artikelen heeft voorspeld. Hitler heeft over de hele linie gewonnen, de zuivering is in volle gang. Stalins Sovjet-Unie verleent niet eens asiel aan vluchtende kameraden. Wie nu nog geloofde in de proletarische revolutie met de zegen van Moskou, was volgens Weil verloren.
In ”Perspectieven – gaan we een proletarische revolutie tegemoet?” (1933) legt Weil de structurele gelijksoortigheid van het fascistisch geworden Duitsland en Stalins Sovjet -Unie vast. Via brieven en persoonlijke gesprekken met Russische vluchtelingen is Weil in de herfst van 1933 over de situatie in het rijk van Stalin gedeeltelijk op de hoogte. Het regime van Stalin omschreef ze als een bureaucratische dictatuur die compleet het tegenovergesteld was van de arbeidersdemocratie. Uit de brieven van Weil blijkt duidelijk dat wie in het Frankrijk van 1933 echt wil weten wat er in de Sovjet-Unie aan de hand is, het kan weten.
De sterke leider
Bij het beschrijven van de gebeurtenissen van de tweede wereldoorlog legt Weil de link met het oerepos over oorlog, de Ilias. Zoals vroeger bij de mythische ‘blinde ziener' Homerus als vermeende schepper van de Ilias, blijkt ook Simone Weil over profetische gaven te beschikken als ze toelicht waarom het toeval juist ook de 'grootste' en qua pretentie absolute leider van een oorlog zal nekken:
Wie de macht heeft, beweegt zich in een milieu dat zich niet tegen hem verzet, zonder dat in de mensenmassa om hem heen iets de mogelijkheid biedt om tussen impuls en handeling de kleine afstand te scheppen waarin ruimte voor het denken overblijft. Waar het denken geen plaats heeft kan omzichtigheid noch gerechtigheid bestaan. [ ... ] Omdat anderen de machthebber geen halt toeroepen zoals de consideratie met onze medemens vereist, komen ze tot de conclusie dat het lot hun alle rechten heeft verleend en de mensen die onder hen staan geen enkel recht. Zo overschatten ze hun krachten. (citaat uit "Waar strijden wij voor?" van Simone Weil)
Slavenmoraal
Na een religieuze ervaring in 1938 komt Weil tot de overtuiging dat geluk vanuit goddelijke liefde gemotiveerd kan worden. Ze raakt overtuigd van het christendom, dat in haar woorden ‘een religie voor de slaven is, dat slaven helemaal niet anders kunnen dan daarbij te horen – en ik als een van hen. Een omschrijving die Nietzsches karakterisering van de christelijke ethiek als een slavenmoraal in herinnering roept, maar recht tegen Nietzsche – en Rand – in, ziet Weil hierin een weg naar de genade, wat een centraal begrip in haar denken zal worden.
Worteling

In L’Enracinement stelt ze dat de moderne mens ‘ontworteld’ is. Deze ontworteldheid is niet alleen het gevolg van de oorlog, maar ook van de toenemende macht van geld en verloren banden met de de traditionele leefgemeenschappen.
“De verworteling is misschien de belangrijkste en minst erkende behoefte van de menselijke ziel” (citaat uit L’Enracinement)
Simone Weil bedoelt dat de menselijke ziel een diep verlangen heeft om zich verbonden te voelen met iets dat groter is dan zichzelf, zoals een cultuur, een gemeenschap, een land, een religie, of de natuur. Ze denkt dat deze verbinding de menselijke waardigheid, vrijheid, en geluk bevordert, en dat het verlies ervan leidt tot ontheemding, onderdrukking, en lijden. Ze wil dat de samenleving rekening houdt met deze behoefte en de mensen helpt om hun wortels te vinden of te herstellen. Ze geeft in haar boek voorbeelden van hoe dit kan worden gedaan, zoals het respecteren van de lokale tradities, het bevorderen van de sociale rechtvaardigheid, en het beschermen van de natuurlijke omgeving.
Om wortels weer terug te vinden wijst Weil op het belang van lichamelijke arbeid in het menselijk bestaan. Deze vorm van arbeid brengt de mens in contact met de werkelijkheid en de natuur. Lichamelijke arbeid vormt een manier voor de mens om zijn wortels weer terug te vinden, omdat het de mens dwingt om aandacht te hebben voor de concrete situatie, de materiële omstandigheden en de medemens. Ze ziet de lichamelijke arbeid als een vorm van spiritualiteit, omdat het de mens helpt om zichzelf te vergeten, zijn ego op te geven en zich te openen voor de transcendentie.
'"De arbeid is een gelegenheid om de ziel te bevrijden van de beperkingen van het ik, om deel te hebben aan de schepping, om deel te hebben aan de absolute goedheid, om God te benaderen.
...
Het is gemakkelijk om de plaats te bepalen die de lichamelijke arbeid in een goed geordend sociaal leven moet innemen. Hij moet er het spirituele centrum van zijn."(citaat uit L’Enracinement)
De focus op lichamelijke arbeid sluit ook aan bij een steeds terugkerend begrip in Weils werk: aandacht.
"De aandacht is de zeldzaamste en zuiverste vorm van vrijgevigheid." (citaat uit L’Enracinement)
Het vermogen tot aandacht is wat ons menselijk maakt. Het zal niet lukken om aandacht met inspanning af te dwingen. Het heeft meer te maken met afwachten, je open stellen en het je laten overkomen. Daarbij wis je je eigenbelang uit. Voor Weil is aandacht veel meer dan een manier om kennis te verwerven; aandacht brengt licht in de ziel.
Simone Weil, net als Arendt en Rand van Joodse afkomst en net als hen seculier, ontvlucht ook het Nazisme, maar niet om in de VS te blijven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog na haar ouders te hebben begeleid bij hun vlucht naar de VS, keert ze zelf terug naar Europa om haar bijdrage te leveren. Na een turbulent leven sterft Simone Weil in 1943 op 34-jarige leeftijd aan tuberculose, volgens de officiële berichtgeving. Ze leed ook aan uitputting en zelfverwaarlozing, omdat ze zichzelf op rantsoen zette uit solidariteit met de Franse bevolking die onder de Duitse bezetting leed.

Ayn Rand

Ayn Rand is afkomstig van een Joods-Russische familie. Na de communistische revolutie in 1917 raakt haar familie aan lager wal. Het leven onder het totalitaire regime ontneemt haar alle toekomstperspectieven en Ayn Rand slaagt erin te vluchten uit de Sovjet-Unie.
Het individu tegen de massa
Ayn Rand richt zich net als Weil en Arendt tegen de totalitaire regimes, maar volgens haar is het daartoe juist nodig je niet te zeer te laten aanraken door de ander. Het laatste wat het individu zou moeten doen is wel het streven naar erkenning van anderen. In toneelstukken, verhalen en vooral haar tot bestseller uitgegroeide roman The Fountainhead werkte zij haar Nietzscheaans geïnspireerde egoïsme uit. Het individu laat zich leiden door de eigen rede en richt zijn leven in naar op zichzelf gestelde doelen en het eigen geluk. Alleen een dergelijke levenshouding zou volgens Rand ten diepste weerstand kunnen bieden tegen het het totalitarisme. Waar Weil dus sterk voor het altruïsme pleit doet Rand het omgekeerde.
Rand
De hoogstaande egoïst
Alleen wie een onafhankelijk en stevig ik bezit, kan ook een goede egoïst zijn. Maar het vulgaire egoïsme van een gehaaide manipulator van de massa, die bereid is alles te doen en te zeggen om succes, beroemdheid of macht te verkrijgen, is in werkelijkheid innerlijk veel te hol en ongericht om de titel van hoogstaande egoïst op te eisen. Niet in de laatste plaats zouden samenlevingen die zulke lege helden zonder enige reserve idealiseren elk fundamenteel criterium voor hun eigen waarde verloren hebben en in hun bestaan dus

onmiskenbaar bedreigd blijken: vooral in de vorm van een democratisch quasi gelegitimeerde erkenningsdictatuur, aan het hoofd waarvan zich een manipulatief bijzonder begaafd massa-individu heeft geplaatst. Dat is Rands eigenlijke nachtmerrie voor haar land van de vrijheid.
Slaaf van de vrije samenleving en de herovering van het 'ik'
Rand stelde vast dat er een sterke drang heerste bij de meerderheid van de bevolking tot vrijwillige zelfopheffing onder invloed van de 'veel te velen'. Hiermee bedoelde zij de meerderheid en de drang om er bij te horen. In het Westen leefden en leven we in een zogenaamd vrije samenleving waarvan de ambitie en het individualisme in werkelijkheid werden en worden aangewakkerd door niets dan afgeleide zelfbeschikking en geperverteerde drang naar erkenning. Alles wat maar begerenswaardig lijkt, is afhankelijk van de begeerte en daarmee de doelstelling van andere mensen.
Uit de ongegronde oriëntatie op het gewoon willen hebben van wat anderen al bezitten, bereiken of waarderen, blijkt volgens Rand dat het geveinsde individualisme van hedendaagse kapitalistische samenlevingen moreel even diep gecorrumpeerd is als collectivistische samenlevingen zoals de Sovjet-Unie of Nazi-Duitsland. Rand stelt vast dat in het ene systeem noch in het andere er zelfs maar het vermoeden bestaat van wat een menselijk individu waarlijk onderscheidt en waardoor het in zijn besluiten geleid zou kunnen worden. In een tijd dat mensen in hun waardeoordelen en levenspremissen zich in belangrijke mate richten op andere mensen, ontbeert het heilige woord 'ik' elke dragende functie: esthetisch, moreel, politiek. Volgens Ayn Rand lijdt de meerderheid van de mensen aan "selflessness". Dit is het idee dat individuen hun eigen belangen en welzijn moeten opofferen voor anderen, zonder enig rationeel eigenbelang na te streven. Tegen die achtergrond is er maar een weg volgens Rand die uit de hel leidt: de herovering van het 'ik' moet zich voltrekken door een radicale ontkenning van de relevantie van anderen, van alle andere mensen!
De vraag is natuurlijk hoe het leven van een individu vorm kan krijgen dat op basis van een onvoorwaardelijk ja tegen zijn eigen oordeels- en scheppende vermogen consequent die weg inslaat? Zou zo iemand onder de nu heersende omstandigheden kunnen bestaan en zelfs kunnen slagen? Of zou hij noodzakelijkerwijs moeten mislukken en slachtoffer worden van de 'veel te velen'? Is het mogelijk is om zonder compromissen te leven?
De totalitaire dreiging

Ook Rand ziet de wereld in 1940 aan de afgrond van het totalitarisme staan. En ook Rand ontwikkelt in die situatie een theorie van het radicale kwaad, waarvan ze het leidende politieke eindpunt ziet in de totale knechting en ontindividualisering van de mens door mensenhand.
Het begin ervan ziet ze op gang gebracht door een massacultuur die alles nivelleert in naam van de gelijkheid zonder verschillen en van de onbeduidendheid. Hier vind Rand aansluiting bij Nietzsches idee van de laatste mens.
‘Wij hebben het geluk uitgevonden’ – zeggen met een knipoog de laatste mensen. Zij hebben de oorden verlaten waar het leven hard was: want men heeft behoefte aan warmte. Men heeft zijn naaste nog lief en schurkt zich tegen hem: want men heeft behoefte aan warmte. Ziek worden en achterdochtig zijn merken ze aan als zondig: men loopt behoedzaam voort. Een dwaas die nog struikelt over stenen of mensen! Een weinig gif af en toe: dat geeft aangename dromen. En veel gif op het laatst, voor een aangenaam sterven. Men werkt nog, want arbeid is tijdverdrijf. Maar men past op dat het tijdverdrijf niet vermoeit. Men wordt niet meer arm en rijk: beide zijn te bezwaarlijk. Wie wil nog regeren? Wie nog gehoorzamen? Beide zijn te bezwaarlijk. Geen herder en één kudde! Iedereen wil hetzelfde, iedereen is gelijk: wie anders voelt, gaat vrijwillig naar het gekkenhuis. ‘Vroeger was iedereen in de war’- zeggen met een knipoog de fijnsten. Men is schrander en weet alles wat is voorgevallen: zo kan men eindeloos spotten. Men maakt nog ruzie, maar men verzoent zich vlug – anders bederft het de maag. Men heeft zijn pretje voor de dag en zijn pretje voor de nacht: maar men houdt de gezondheid in ere. ‘Wij hebben het geluk uitgevonden’- zeggen met een knipoog de laatste mensen." (citaat uit Alzo sprak Zarathustra van Friedrich Nietzsche)
De massacultuur, volgens Rand, stompt de mens af en de drang naar totale gelijkheid leidt tot totale uitwisselbaarheid en daarmee tot individuele onbeduidendheid.
De totalitaire krachten in een samenleving willen niet de actieve steun van de burger. Alles wat ze willen is zijn onverschilligheid.
Om dit te voorkomen is het belangrijk om de open samenleving te verdedigen. Om te streven naar het principe van individuele rechten, individuele vrijheid, individuele waarden. Dat is de kern van het vraagstuk dat de wereld voortdrijft.
Het objectivisme
Het objectivisme is de filosofie van Ayn Rand, een Amerikaanse schrijfster en filosofe. Het objectivisme stelt dat de realiteit onafhankelijk bestaat van het menselijk bewustzijn, dat de rede het enige middel is om de waarheid te kennen, dat het individu het hoogste doel is van het menselijk leven, dat het rationele egoïsme het enige morele principe is, en dat het laissez-faire kapitalisme het enige politieke systeem is dat de individuele rechten respecteert.
Het boek, Atlas Shrugged van Ayn Rand (1957), is een pleidooi voor het objectivisme, de filosofie van Ayn Rand, die de rede, het egoïsme en het kapitalisme verdedigt. Het boek is ook een kritiek op het socialisme, het altruïsme en het mysticisme, die volgens Rand de menselijke geest ondermijnen en de samenleving naar de afgrond leiden. Het boek is een van de meest invloedrijke en controversiële romans van de 20e eeuw.

Ben ik mijn broeders hoeder?
De hoofdpersoon uit Atlas Shrugged is Dagny Taggart, de onderdirecteur van een spoorwegbedrijf, die probeert een nieuwe spoorlijn aan te leggen met een revolutionaire legering, Rearden Metal, die bedacht is door Hank Rearden, een staalproducent. Ze worden tegengewerkt door de overheid, die allerlei wetten invoert om de economie te reguleren en de concurrentie te beperken. Ondertussen verdwijnen er steeds meer getalenteerde en innovatieve mensen, die zich aansluiten bij een geheime beweging die geleid wordt door John Galt, een geniale uitvinder die de motor van de wereld heeft gestopt. John Galt wil een nieuwe samenleving stichten, waarin de individuele vrijheid en het rationele egoïsme gerespecteerd worden. Kain vraagt aan God: "Ben ik mijn broeders hoeder?" Volgens John Galt en dus Ayn Rand is het antwoord neen.
Prachtig interview uit 1959 waarin Rand haar filosofie bespreekt en het gevaar voor het totalitaire en economische ondergang van de VS voorspelt.
De ideale mens
Howard Roark, de hoofdpersoon van de roman The Fountainhead geschreven door Ayn Rand in 1943, belichaamt wat Rand beschouwde als de ideale mens. Hij is een eigenzinnige jonge architect die strijdt tegen de conventionele normen en weigert om compromissen te sluiten met een architectonische establishment die geen innovatie accepteert. Zijn worsteling weerspiegelt Rands overtuiging dat individualisme superieur is aan collectivisme.
Comments