top of page

Mijn kind, slim kind (2023) Wouter Duyck

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 9 jun 2024
  • 7 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 14 mei

Wouter Duyck is samen met Tim Surma één van de leidende stemmen in het onderwijsdebat op dit moment. Duycks visie op het onderwijs is vaak onderwerp van debat, waarbij hij zowel steun als kritiek ontvangt. Duyck stelt dat de focus meer op onderwijskwaliteit moet liggen dan op gelijkheid. Hij vindt dat er te veel nadruk ligt op gelijke kansen, terwijl de nadruk zou moeten liggen op het bieden van hoogstaand onderwijs aan iedereen, ongeacht hun achtergrond. Via dit boek wil hij zijn visie voor een breed publiek toelichten. De auteur wil in zijn boek aantonen dat kinderen die beter leren denken zich ook beter voelen. Cognitieve ontwikkeling is primordiaal om tot gelukkige mensen te komen en burgerschap te ontwikkelen.


Hij start met een grondige uiteenzetting over hoe onze hersenen werken en hoe we leren. Daarbij ontkracht hij enkele hardnekkige mythes, zoals dat we zouden kunnen multitasken en de mythe dat er rechts-dominante en links-dominante mensen bestaan.


Hoe denken en leren?

Onderwijs moet kinderen leren hoe ze moeten denken. Om tot denken te komen is het ontwikkelen van de taal de eerste stap omdat via taal de wereld in het hoofd van het kind wordt binnengebracht en taal het kind in stelt om te leren.


Om tot goede taalontwikkeling te komen is goed onderwijs vanaf jonge leeftijd cruciaal. Een goed leerproces bestaat uit trial and error waarbij het belang van goede feedback niet te onderschatten is. Fouten moeten dan ook altijd gecorrigeerd worden. Het is nefast om bijvoorbeeld dt-fouten maar af en toe aan te stippen. Fouten die niet gecorrigeerd worden, worden immers ingeoefend en robuuster.


Onderwijs betekent ook zaken studeren waar je op het moment zelf niet altijd het nut van inziet en die je waarschijnlijk toch vergeet. Toch is het belangrijk om te beseffen dat wat we ooit geleerd hebben, nooit ‘weg’ is. Het laat altijd een spoor na.

De auteur wijst op het belang van herhaling waarbij het verschillende keren regelmatig instuderen en zichzelf testen belangrijke stappen zijn in het verwerven van kennis.


Wat is intelligentie?

Een van de definities is die van de Nederlandse onderzoekers Wilma Resing en Pieter Drenth.


Intelligentie is ‘de combinatie van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden’.


Daaronder vallen zaken zoals abstract en logisch redeneren, relaties leggen en doorzien, problemen oplossen, met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen, zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties en patronen kunnen ontdekken in schijnbaar chaotisch materiaal. Er is ook een samenhang tussen al die verschillende dingen. Wie hoger scoort op het ene, scoort ook hoger op het andere. Voor een groot deel wordt intelligentie erfelijk, door genetische factoren bepaald. Daarnaast spelen ook omgevingsfactoren en onderwijs een rol.


Wat nog meer onder vuur ligt dan het concept intelligentie zelf, is de test om die intelligentie te meten: de IQ-test. Deze ontstond in de negentiende eeuw als middel in de strijd voor gelijkheid. In 1882 werd immers het leerplichtonderwijs ingevoerd in Frankrijk voor jongens en meisjes van zes tot en met dertien jaar. Maar niet alle kinderen waren daar geschikt voor. En kinderen die niet meekonden, werden door psychiaters als ‘ziek’ bestempeld en opgesloten. De verlichte psycholoog Binet ontwikkelde daarom de eerste intelligentietest, noemde deze kinderen niet ‘ziek’, maar ‘traag’ en pleitte voor een meer menselijke benadering en aangepast onderwijs voor elk kind.


De huidige IQ-meting is zeer betrouwbaar, veel betrouwbaarder dan vele alle andere metingen in de geneeskunde en zeker in de sociale wetenschappen. De hertestbetrouwbaarheid van een IQ-test is vergelijkbaar met de betrouwbaarheid van bijvoorbeeld een bloeddrukmeting bij de huisarts. Die trekt niemand ooit in twijfel, bij IQ-testen gebeurt dat vreemd genoeg constant.


Waarom is het IQ – of dus de intelligentie - nu zo belangrijk?

Omdat het volgens Duyck de sterkste voorspeller is van een hele reeks gewenste uitkomsten. De leerprestaties zouden voor 65% voorspeld kunnen worden op basis van een IQ-test. Hogere IQ-scores leiden tot betere punten, tot langer studeren en tot meer diploma’s. En ook na de schoolloopbaan is intelligentie de sterkste algemene voorspeller van jobprestaties, veel belangrijker dan persoonlijkheid, interesses, motivatie of zelfs ervaring. Een misvatting is overigens dat intelligentie enkel van tel is bij intellectuele beroepen. Ook verkopers, chauffeurs, poetsvrouwen … zijn beter in hun vak als ze een hoger IQ hebben.


Nog belangrijker dan economische rijkdom is dat slimme kinderen – en later ook slimmere volwassenen - ook gelukkiger zijn. Het clichébeeld van de gekwelde intellectueel klopt dus niet. Slimmere mensen hebben minder depressies en zijn veerkrachtiger. Dat slimme mensen gelukkiger zijn, is echter ook deels te verklaren door het feit dat hun intelligentie leidt tot een welvarender leven waarin het sowieso gemakkelijker is om gelukkig te zijn.


Vele individuen vormen samen een samenleving. Een samenleving die dus cognitieve ontwikkeling verliest, verliest welvaart. Slabbakkende onderwijsprestaties betekenen een slabbakkende economie. Dat verband is overduidelijk, maar wordt helaas nooit benoemd.


Intelligentie is ook voor een deel maakbaar. Een hele leerplicht van 12 jaar levert ongeveer 20 IQ-punten op. Maar dat wil dus ook zeggen: vernietigbaar. Waar jongeren leervertraging oplopen, verliezen ze IQ-punten. Onze jongeren hebben een jaar leervertraging opgelopen in de laatste 20 jaar. Dat kost 2 tot 3 IQ-punten.


Waarom moeten we focussen op lezen en rekenen?

Omdat enkel goed lezen en rekenen de cognitieve basisvaardigheden versterkt. En het is dus enkel dat wat leidt tot een hogere intelligentie en tot een meer welvarende en gelukkigere samenleving. Als onze jongeren vandaag minder gelukkig zijn, is dat veel meer omdat ze minder goed lezen en rekenen dan doordat we te sterk benadrukken dat ze goed moeten lezen en rekenen. Daarom is het zeer pijnlijk om vast te stellen dat voor het eerst de generatie kinderen van nu minder slim zal zijn dan de vorige. De leervertraging bij 10-jarigen begrijpend lezen wordt zo bijna een volledig schooljaar, sedert 2006. Het aantal leerlingen dat zelfs het laagste leesniveau niet haalt, is op vijf jaar verdubbeld tot 6%, het zes dubbele van 2006. Het duurt voor een 15-jarige bijna een jaar langer om even goed te kunnen rekenen als de leeftijdsgenoot in 2003. Het aantal toppresteerders voor lezen en wiskunde is respectievelijk met twee derde en 40% gezakt.


Daarnaast hebben landen die beter kunnen lezen en rekenen ook lagere criminaliteitscijfers, meer respect voor de wet, minder moorden, een rijkere cultuur enzovoort. Dat zijn zaken die vandaag in het vak ‘burgerschap’ onderwezen worden. Nochtans creëren we burgerschap vooral door kinderen goed te leren lezen en rekenen.


We horen geregeld dat ons onderwijs louter ongelijkheid reproduceert. Duyck legt uit waarom deze klaagzang onterecht is. Het is zo dat in ons onderwijs verschillen veel meer door aanleg dan door omgeving bepaald worden. Het Vlaamse onderwijs creëert juist gelijke kansen door allerlei maatregelen zoals de financiering Gelijke Onderwijskansen (GOK). Daardoor krijgen scholen met meer kwetsbare kinderen meer leraren. Er wordt in Vlaanderen dus net veel meer sociaal gecorrigeerd dan elders. Nergens vond de arbeidersklasse in zo’n sterke mate de weg naar scholing, opleiding en hoger onderwijs als hier tijdens de vorige eeuw. Gelijke kansen kunnen en mogen echter niet gelijk staan aan gelijke uitkomsten want op die manier daalt de kwaliteit van ons onderwijs.


Hoe het tij keren?


  1. Pak de ‘zesjescultuur’ aan: PISA 2015 toont dat de Vlaamse jongeren de laagste (!) prestatiemotivatie hebben van de 34 geteste landen. Dat is dramatisch, want onderzoek wijst uit dat de prestatiemotivatie een sterke impact heeft op de prestaties. En natuurlijk: dat probleem ligt niet bij de jongeren zelf. Het zijn leerkrachten en ouders die het in de hoofden van de leerlingen inplanten dat ze niet hoeven te presteren of te excelleren, maar dat middelmatigheid goed genoeg is.

  2. Zorg voor meer discipline. Er is een sterk verband tussen discipline en leerprestaties.

  3. Leg de focus weer op leren, cognitieve basisvaardigheden en kennis. Zij vormen de basis voor andere vaardigheden, ook voor emotionele vaardigheden. Leerlingen kunnen niet kritisch leren denken zonder inhoud.

  4. Bouw de zorgfuncties af voor de leraar. Een leraar kan niet psychotherapeut, welzijnswerker, armoede-expert … tegelijk zijn.

  5. Voer gestandaardiseerde toetsen en centrale examens in. Het argument tegen gestandaardiseerde testen is vaak dat die zouden leiden tot ‘teaching to the test’. Nochtans is ‘teaching to the test’ net de ‘teaching’ die je moet doen, als je test goed is opgesteld. Bovendien blijkt uit PISA 2000 dat gestandaardiseerde toetsen duidelijk tot betere leerprestaties leiden.

  6. Gebruik de onderwijsmethode van de directe instructie. Bij directie instructie begint de les met een opfrissing van de nodige voorkennis. Er zijn duidelijke leerdoelen, duidelijke instructies, de leerstof wordt in kleine stapjes aangeboden, met oefening na elke stap en herhaling. Er worden vragen gesteld en er wordt duidelijke feedback gegeven.

  7. Zet in op een kwalitatieve lerarenopleiding.

  8. Pak taalarmoede aan, zowel bij kinderen mét en zonder migratiewortels. Zowel uit PISA en PIRLS blijkt dat kinderen die thuis geen Nederlands spreken een ernstige leerachterstand hebben tegenover kinderen die dat wél doen. Maar ook wie het Nederlands wel als moedertaal heeft, kan taalarm zijn.

  9. Verlaag de leerplicht van 5 jaar naar 3 jaar.

  10. Ontwikkel een degelijk beleid voor hoogbegaafden. Schrijnend is ons gebrek aan beleid voor hoogbegaafden. Voor begrijpend lezen in het basisonderwijs hebben we nog 3% toppers. Dat is de helft van Nederland en een derde van het Europese gemiddelde!

  11. Schaf de brede eerste graad af. De brede eerste graad kwam er als reactie tegen het ‘watervalsysteem’. Dat hield in dat leerlingen doorgaans startten in het aso omdat dat het hoogst in aanzien stond. Als het daar niet lukte, zakten ze af naar het tso en soms nog naar het bso die veel lager in aanzien stonden. Men hoopte die negatieve perceptie van tso en bso te keren door de brede eerste graad in te voeren en de leerlingen van alles wat te laten proeven. Maar zoals te verwachten, is de perceptie niet veranderd.

  12. Beperk het smartphonegebruik en andere afleiding. Duyck is geen voorstander van een algemeen verbod op smartphones. Maar meestal zorgen smartphones voor afleiding door de vele meldingen die jongeren binnenkrijgen. Dat wil niet zeggen dat technologie geen positieve effecten heeft: er bestaan ook tal van educatieve spelletjes en dergelijke die nuttig kunnen zijn voor de ontwikkeling van het brein.

  13. Geef huiswerk. Naar de rol van huiswerk is al heel wat onderzoek gedaan: huiswerk leidt wel degelijk tot betere schoolprestaties.

  14. Doe examens, geef punten en klasgemiddeldes. ‘Studeren voor een examen’ is een externe motivatie, maar dat is ook een motivatie. Voor kinderen met onvolgroeide hersenen zijn externe sturing en structuur soms belangrijk om het beste uit zichzelf te halen. Examens zijn een goedkope, maar effectieve manier om de leerprestaties te verhogen.

  15. Maak de zomervakantie korter. En helaas: we mogen ter compensatie geen extra week toevoegen aan de krokusvakantie of de herfstvakantie. We moeten gewoon vakantie schrappen. Pas dan gaan de leerprestaties stijgen.





1 Comment


Guest
Jun 14, 2024

Zeer interessant artikel! Stuur het door naar mijn school.

Like
bottom of page