Le génocide voilé (2017) Tidiane N'Diaye
- Wouter Vanderstraeten
- 9 jul
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 5 sep

In Le génocide voilé (“De verhulde genocide”) werpt de Frans-Senegalese auteur en antropoloog Tidiane N’Diaye licht op een vergeten hoofdstuk uit de wereldgeschiedenis: de Arabisch-islamitische slavenhandel in Afrika. Deze vorm van slavernij, die meer dan dertien eeuwen heeft geduurd en naar schatting 17 miljoen Afrikanen trof, bleef lange tijd buiten het collectieve geheugen. N’Diaye noemt het dan ook een "verhulde" of "verzwegen" genocide, omdat de sporen ervan vandaag nauwelijks zichtbaar zijn en het onderwerp zelden besproken wordt in het onderwijs of publieke debat.
Slavernij op het Afrikaanse continent bestond al vóór de komst van Europeanen of Arabieren. Lokale koninkrijken namen vaak krijgsgevangenen of leden van andere stammen gevangen en gebruikten hen als slaven. Met de opkomst van de islam in de 7e eeuw werd slavernij in Noord- en Oost-Afrika geïnstitutionaliseerd en op grote schaal georganiseerd. De Arabisch-islamitische wereld ontwikkelde een netwerk van handelsroutes die dwars door de Sahara, langs de Rode Zee en over de Indische Oceaan liepen. Via deze routes werden miljoenen mensen gedeporteerd naar het Midden-Oosten, Perzië, India en verder.
De omstandigheden waarin Afrikaanse slaven werden vervoerd, waren extreem wreed. De tochten door de woestijn waren uitputtend en levensgevaarlijk. Velen overleefden de barre reis niet. Ook op zee waren de omstandigheden mensonwaardig. Slaven werden verhandeld via knooppunten zoals het eiland Zanzibar, dat uitgroeide tot een belangrijk centrum van de oosterse slavenhandel.
Wat deze slavernij bijzonder gruwelijk maakte, was de systematische castratie van mannelijke slaven. Hierdoor konden zij geen nakomelingen krijgen, en verdween elke kans op het ontstaan van Afro-Arabische gemeenschappen in grote delen van de Arabische wereld. Vrouwen werden vaak als seksslaven in harems gehouden, waar ook zij zelden hun cultuur of afkomst konden doorgeven. Deze strategie van culturele uitwissing, gecombineerd met het gebrek aan nakomelingen, maakt volgens N’Diaye dat er weinig tastbare sporen zijn van deze miljoenen slachtoffers. Daarom spreekt hij van een vorm van genocide – niet alleen fysiek, maar ook cultureel.
Opvallend is dat deze lange en ingrijpende episode nauwelijks een plaats kreeg in de officiële geschiedschrijving. Terwijl de trans-Atlantische slavenhandel, terecht, veel aandacht krijgt in onderwijs en herdenking, wordt de Arabisch-islamitische slavenhandel vaak doodgezwegen. Volgens N’Diaye is dat mede te wijten aan politieke en religieuze gevoeligheden, waardoor deze geschiedenis moeilijk bespreekbaar is. Toch vindt hij het essentieel dat ook deze kant van het slavernijverleden erkend wordt.
Het doel van Le génocide voilé is dan ook helder: het creëren van bewustzijn over een vergeten tragedie en pleiten voor een evenwichtige en volledige benadering van de slavernijgeschiedenis. Alleen wanneer we alle vormen van onderdrukking en uitbuiting onder ogen durven zien, kunnen we lessen trekken uit het verleden. N’Diaye roept op tot educatie, open debat en historische rechtvaardigheid, zodat deze “verhulde genocide” niet langer in de schaduw blijft.
Daarnaast is dit boek bijzonder waardevol omdat het een niet-Westers perspectief biedt op een gedeeld maar ongelijk herinnerd verleden. N’Diaye laat als Afrikaanse auteur een andere stem horen – één die zowel kritisch is voor het Westen als voor de Arabische wereld. Le génocide voilé breekt met het dominante narratief en herinnert ons eraan dat geschiedenis altijd vanuit meerdere perspectieven moet worden bekeken. Door deze alternatieve stem aan het woord te laten, biedt het boek niet alleen historische kennis, maar ook een les in de kracht van multiperspectiviteit en de noodzaak om stiltes in het verleden te doorbreken.
Een belangrijke les uit Le génocide voilé is dat slavernij niet enkel een westerse verhaal is. Terwijl de schuldvraag van het Westen lange tijd het hoofdthema was in discussies over kolonisatie en slavernij, wijst Tidiane N’Diaye erop dat ook de Arabisch-islamitische wereld een diepgeworteld en langdurig systeem van slavernij heeft opgezet – met miljoenen Afrikaanse slachtoffers. Dit daagt het eenzijdige beeld uit waarin vooral Europese landen als dader worden gezien, en toont aan dat macht en uitbuiting universele fenomenen zijn die zich niet beperken tot één cultuur of regio.
Tegelijk roept het boek een moeilijke maar belangrijke vraag op. Kunnen we vandaag met de vinger wijzen naar historische samenlevingen met dezelfde morele maatstaven als die van nu? Is het eerlijk om in termen van "schuld" te spreken wanneer we naar gebeurtenissen kijken die eeuwen geleden plaatsvonden, in totaal andere contexten? Of gaat het ons eerder om erkenning van het leed, inzicht in de oorzaken en gevolgen, en de manier waarop deze geschiedenis nog steeds doorwerkt in het heden?
Wat duidelijk wordt, is dat geschiedenis geen eenvoudig schuldverhaal is van daders en slachtoffers. Het is een complexe puzzel waarin ook zogenaamde slachtoffers soms medeplichtig waren (zoals Afrikaanse elites die slaven verkochten), en waar sommige daders niet of nauwelijks ter verantwoording werden geroepen (zoals in de Arabische wereld). N’Diaye pleit dan ook niet voor een nieuwe schuldtoewijzing, maar voor meer historische eerlijkheid. Hij vraagt om erkenning, onderwijs en openheid – niet om wraak of morele veroordeling met terugwerkende kracht. Door het dominante perspectief uit te dagen en een verzwegen geschiedenis onder de aandacht te brengen, draagt Le génocide voilé bij aan een breder en evenwichtiger historisch bewustzijn. Het boek is niet alleen een aanklacht tegen vergetelheid, maar ook een uitnodiging om kritisch te blijven nadenken over hoe we het verleden begrijpen, doorgeven en herdenken.



Opmerkingen