Konvooi. Reizen naar een land in oorlog (2024) Tommy Wieringa
- Wouter Vanderstraeten
- 18 jul
- 7 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 23 jul

De oorlog in Oekraïne kwam voor velen, ook voor mij, als een schok. Oorlog, hier, in Europa. Een nietsontziende aanval op een onafhankelijk land, gevoed door haat en historische wrok – en tegelijk een brutale aanslag op onze democratische waarden. Toch bleef het, zoals bij zoveel conflicten, lang iets abstracts. Een ver-van-ons-bed-show.
Tot het plots heel dichtbij kwam. In de straat achter ons, in het landelijke Kaster (Anzegem), streek onverwachts een Oekraïens gezin neer. Op wandel met de hond raak je gemakkelijk aan de praat met buurtbewoners – zo ook met Dimitri en zijn gezin. Hij vertelde, met tranen in de ogen, hoe ze halsoverkop hun land moesten ontvluchten. Hoe ze alles verloren. Hoe hij via omwegen hier belandde. Die gesprekken maakten diepe indruk. Plots had de oorlog een gezicht. Een stem.
Konvooi van Tommy Wieringa las ik sindsdien anders: niet als verslag van een conflict aan de rand van Europa, maar als een noodzakelijk boek over medemenselijkheid, verwoesting en solidariteit. Hieronder kan je een uitgebreide bespreking lezen.
Wat kan een schrijver doen in oorlogstijd? Voor Tommy Wieringa is het antwoord even eenvoudig als radicaal: hij rijdt. Sinds de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 reisde hij vijf keer mee met de vrijwilligersorganisatie Protect Ukraine. Zijn boek Konvooi is het literaire verslag van die reizen – geen journalistiek rapport, geen politiek pamflet, maar een bundel van literaire observaties, historische echo’s en morele overdenkingen.
“Ik ben geen soldaat, maar ik kan wel rijden, tillen, schrijven.”
Die zin, uitgesproken in de podcast Nooit Meer Slapen, vat de toon van Konvooi treffend samen: betrokken, ernstig, eerlijk, maar ook zonder vrijblijvendheid. Wieringa is geen oorlogscorrespondent. Hij is een schrijver die getuigt – en die zijn pen niet schuwt als wapen tegen onverschilligheid.
Wieringa noemt zichzelf een “stramme pennenlikker met machteloze woede” (p. 16). Die woede is niet abstract. Het is de woede van een Europese intellectueel die zich geconfronteerd ziet met de terugkeer van verwoesting en dictatuur op een continent dat de vrede vanzelfsprekend was gaan vinden. Het reizen – over stoffige wegen, langs ruïnes, naar plekken met namen als Bachmoet, Izjoem of Lyman – is voor hem niet enkel een daad van hulp, maar ook een vorm van verzet.

In die zin is Konvooi ook een innerlijke reis. Door Oekraïne, maar ook door de ziel van Europa. Door het puin van het heden, maar ook langs de overblijfselen van een beschaving waarin literatuur, rede en vrijheid ooit als kernwaarden golden.
De oorlog die Wieringa beschrijft, is alomvattend. Ze is zichtbaar in de kapotte infrastructuur, maar ook voelbaar in taal, stilte, geur en grond. Zijn beschrijvingen zijn rauw, maar nooit gratuit.
“Alles wat stuk is kijkt uit op iets anders wat stuk is; de taal van verwoesting is dreunend en monotoon.” (p. 142)
Wieringa schuwt ook de analyse niet. Hij ziet de Russische cultuurgeschiedenis als een lange keten van onderdrukking, wreedheid en nihilisme.
“Rusland, wordt gezegd, is pas gelukkig als iedereen net zo ongelukkig is als hij.” (p. 15)
“Hun wil vernietigd door een duizendjarige dynastie van maniakken en moordenaars.” (p. 15)
Het trauma van de mijnen, een sinister nalatenschap van deze oorlog, is een luguber symbool voor het lange nawerken van geweld.
“Twee miljoen zijn het er naar schatting (...) de laatste mijn zal volgens berekeningen van militaire experts pas over 757 jaar geruimd zijn.” (p. 146–147)
Konvooi is ook een reis door de ruimte – letterlijk. Oekraïne is groot, leeg, en vol betekenis. Wanneer Wieringa het Poolse Jarosław voorbijrijdt, verandert het landschap én de toon.
“Voorbij Jaroslaw sluipt de ruimte je ziel binnen, voorbode van de grote ruimten oostwaarts.” (p. 23)
Die leegte is dubbelzinnig: een plek van vrijheid, maar ook van verlatenheid.
Een zeer interessante passage is de beschrijving van Lviv. De stad wordt door Wieringa neergezet als culturele oase in een land in oorlog. Het is een stad waarin nog iets van beschaving lijkt te ademen – waar een winkelbediende nog uit een boek opkijkt, “een tafereel dat in West-Europa voorgoed verloren is gegaan.” Maar tegelijk is de stad gelaagd, beladen met een verleden dat aan de oppervlakte blijft schuren. Deze inzichten haalde Wieringa bij de Duitse historicus Karl Schlögel (°1948), een van de scherpste denkers over Oost-Europa, moderniteit en historische ruimte.
In Konvooi citeert Tommy Wieringa een van Schlögels bekendste observaties:
“Wie naar Lviv reist hoopt eigenlijk in Lemberg aan te komen.” (p. 34–35)
De Duitse historicus Karl Schlögel wees reeds op de onvermijdelijke dubbelzinnigheid van deze plek. Lviv is niet alleen een Oekraïense stad in oorlog, maar ook de echo van het Oostenrijkse Lemberg. De reiziger hoopt misschien heimelijk de geest van Joseph Roth (1894 – 1939)of Józef Wittlin (1896 -1976) tegen te komen, de verdwenen wereld van het Habsburgse Galicië, van Joodse boekhandels, Weense cafés en Poolse universiteiten. Lviv is vandaag Oekraïens, maar het draagt het gewicht van Lemberg mee – als droom, als rouwplek, als Europese schaduwstad.
Schlögels invloed in Konvooi is subtiel maar voelbaar. Wieringa’s manier van kijken – historisch, meervoudig, traag – sluit nauw aan bij Schlögels pleidooi voor een “hermeneutiek van plaatsen”.
Hoewel Konvooi in hoofdzaak een eerbetoon is aan de Oekraïense veerkracht, schuwt Wieringa de morele complexiteit van de oorlog niet. Hij erkent dat Oekraïne zich verdedigt met alles wat het heeft, en dat dit niet altijd zonder frictie is. Zo komen ook bataljons ter sprake die een dubieuze reputatie hebben vanwege hun extreem-nationalistische oorsprong, zoals de Azov-brigade. Wieringa noteert zonder sensatiezucht de aanwezigheid van radicale symboliek en herinnert de lezer eraan dat een rechtvaardige zaak niet automatisch alle middelen heiligt. In plaats van te veroordelen, bevraagt hij. Zijn verslag getuigt van een zeldzame morele helderheid: solidariteit met een belegerd volk mag gepaard gaan met kritische aandacht voor de gelaagde werkelijkheid van oorlog, waarin goed en kwaad zelden zuiver gescheiden zijn.
“Tevergeefs zul je in dit land zoeken naar eenduidigheid – dubbele bodems en bittere ironieën behoren tot de nationale identiteit.” (p. 51)
Tegelijk is de Azov-brigade symbool voor de onverzettelijkheid van Oekraïne. Een van de meest heroïsche – en tragische – hoofdstukken uit de oorlog is zonder twijfel de belegering van de Azovstal-fabriek in Marioepol. In het voorjaar van 2022 verschansten honderden Oekraïense militairen, velen van hen behorend tot het beruchte Azov-regiment, zich in het ondergrondse labyrint van deze Sovjet-era staalfabriek. Te midden van totale omsingeling, zonder voldoende voedsel, water of medische zorg, hielden zij wekenlang stand tegen de Russische overmacht. Hun vasthoudendheid werd wereldwijd gevolgd en groeide uit tot een symbool van het onverzettelijke Oekraïense verzet. Rusland bood meermaals een corridor tot overgave aan — en hoewel velen uiteindelijk gevangen werden genomen, bleef hun morele kracht overeind: Azovstal werd het staalharde monument van een volk dat weigert te buigen. Wieringa noteert:
“De wereld keek toe hoe ze wekenlang standhielden, diep onder de grond, als geesten in een industriële kathedraal.” (p. 139)
Die geest van verzet echoot in Konvooi door in de ontmoetingen van Wieringa met frontsoldaten, vrijwilligers en burgers die tegen beter weten in blijven volhouden.
Centraal in Konvooi staat de vraag: wat kan literatuur in tijden van oorlog? Voor Wieringa is het antwoord: richting geven. Konvooi is doordrenkt van verwijzingen naar schrijvers die zich bewogen in de periferie van Europa en getuige waren van ineenstortende werelden.
Joseph Roth is Wieringa’s voornaamste geestverwant. Zijn werk – Radetzkymars, Het valse gewicht, Job – komt herhaaldelijk terug, maar het is vooral zijn vroege reportagebundel Aardbeien die Wieringa inspireert.
Wieringa bezoekt Roths geboortehuis (p. 57–65), leest zijn brieven, duikt in de biografie van Keiron Pim en de herinneringen van Irmgard Keun. Roths lot – de ontheemding, de alcohol, de dood in een Parijs café – is voor Wieringa emblematisch voor het lot van de schrijver in de storm van de geschiedenis.
Ook Isaak Babel is prominent aanwezig. Zijn werk (De Rode Ruiterij, Alle verhalen) is voor Wieringa een onmisbare spiegel van de oorlog. Zijn arrestatie, marteling en executie onder Stalin worden gruwelijk en minutieus beschreven:
“Ze hebben Babel vermoord...” (p. 133–135)
De literatuur is hier niet alleen gids, maar ook slachtoffer – en tegelijk bewijs dat woorden soms meer overleven dan regimes.
Wieringa benoemt ook politieke kortzichtigheid, hypocrisie en cynisme. In een schrijnende scène beschrijft hij hoe een Oekraïense sergeant de Tweede Kamer bezoekt, slechts luttele meters verwijderd van Thierry Baudet, die openlijk Russische propaganda verspreidt.
De beschreven confrontatie tussen Baudet en de Oekraïnse militair is pijnlijk en onthullend. Terwijl Oekraïners sterven voor Europese waarden, zit in het hart van diezelfde democratie een parlementariër die het Kremlin als gids ziet (p. 123–127).

De organisatie waarmee Wieringa reist, Protect Ukraine, is een Nederlandse vrijwilligersgroep die snel en doeltreffend hulpgoederen naar Oekraïne brengt: terreinwagens, drones, medische kits, generatoren, nachtkijkers,... Ze werken op basis van boodschappenlijstjes van Oekraïense brigades, zonder bureaucratie.
“Winning the war in Ukraine starts with protecting lives.” – Pieter Wesselman
“De oorlog is een strijd tussen goed en kwaad.” – Jaap Scholten
“Als Oekraïne valt, is Europa niet meer veilig.” – Godfried van Lanschot
Deze inzet toont dat engagement niet alleen in woorden, maar ook in daden bestaat.
Wieringa toont hoe een schrijver zich niet moet terugtrekken in ironie of afstand, maar zich kan inschakelen in een concrete strijd – tegen vergetelheid, tegen cynisme, tegen barbarij.
In een tijd waarin oorlog steeds vaker iets lijkt van “elders”, roept Konvooi ons terug naar een Europese werkelijkheid: broos, bedreigd, en onvoltooid. Het is een pleidooi voor solidariteit – niet alleen in woorden, maar in daden.


Wie meer wil weten wat oorlog betekent en hoe het verzet van gewone mensen het verschil kan maken, moet dit boek lezen. Ik raad ook de Oscar‑winnende documentaire 20 Days in Mariupol aan. De regisseur Mstyslav Chernov (Associated Press / PBS Frontline, 2023) biedt een indringend en ontwrichtend beeld van de eerste weken van de belegering van Mariëpol door Russische troepen. Chernov en zijn team – als laatste internationale journalisten in de stad – filmden onder de bommen: zware bombardementen, massagraven, de aanval op het ziekenhuis voor vrouwen, beschadigde infrastructuur en immense menselijke ontreddering
Opmerkingen