top of page

Het verdorven genootschap (2010) Philipp Blom

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 8 jul
  • 5 minuten om te lezen

In Het Verdorven Genootschap reconstrueert Philipp Blom een vergeten of toch minstens onderbelicht hoofdstuk uit de achttiende eeuw: een groep Franse en internationale denkers die zich afzette tegen religie, metafysica en morele conventies. In een tijd waarin de meeste Verlichtingsdenkers — zoals Voltaire — nog een god veronderstelden en de monarchie niet openlijk durfden aanvallen, pleitten deze radicalen voor iets veel drastischer: een wereld zonder God, zonder ziel, zonder hemelse zin. Ze geloofden dat alleen de rede, de wetenschap en de menselijke ervaring de wereld konden verbeteren. Deze denkers legden niet alleen de fundamenten van atheïsme, materialisme en secularisme, maar spiegelden de mens ook een harde waarheid voor: dat we geen goddelijk plan volgen, maar slechts geëvolueerde materie zijn. Dit boek is dan ook geen nostalgisch eerbetoon, maar een pleidooi om het vergeten vuur van deze denkers opnieuw te laten oplaaien.


Blom laat de achttiende eeuw tot leven komen met geur, kleur en klank. Geen stoffige bibliotheken, maar bruisende salons vol wijn, discussies en intellectuele opwinding. In Holbachs salon aan de Rue Royale kwamen elke week vrijdenkers samen om de fundamenten van religie en moraal ter discussie te stellen. Filosofie werd niet alleen geschreven, maar geleefd — tussen dampende schotels en vurige meningsverschillen. Deze setting maakt de filosofie tastbaar. Holbachs dinerdiscussies over de evolutie van de soort, Diderots vurige liefdesbrieven, Rousseaus dramatische terugtrekking — het is niet louter theorie, maar existentiële inzet.


De protagonisten

Blom schrijft geen abstracte filosofiegeschiedenis, maar een portret van vier uitzonderlijke geesten: Denis Diderot, Baron d’Holbach, Jean-Jacques Rousseau en David Hume.


Portret Denis Diderot, Louis-Michel van Loo, 1767
Portret Denis Diderot, Louis-Michel van Loo, 1767

Denis Diderot, afkomstig uit Langres, was een denker van paradoxen: tegelijk gevoelig en provocerend, systematisch en chaotisch. Zijn persoonlijkheid was rijk en tegenstrijdig: gepassioneerd in liefde, melancholisch in brieven aan zijn geliefde Sophie Volland, atheïst in theorie, maar zoekend naar zingeving in de praktijk.

De naam Diderot zal voor altijd verbonden blijven met de Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers (1751–1772). Dit was het meest ambitieuze project van de Verlichting. Denis Diderot en Jean le Rond d’Alembert wilden alle menselijke kennis systematisch verzamelen én kritisch benaderen. Het werk besloeg 28 delen met duizenden lemma’s, geschreven door toonaangevende denkers zoals Voltaire, Rousseau, Montesquieu en Holbach.


De Encyclopédie was revolutionair omdat ze rede en wetenschap boven geloof en traditie stelde. Het werk was alfabetisch geordend, wat symbolisch brak met de theologische hiërarchie (waarbij religie bovenaan stond). De Encyclopédie bevatte verborgen kritiek. Ironische verwijzingen, voetnoten, en “onschuldige” lemma’s die gevestigde waarden ondermijnden (bijvoorbeeld: “zie ook: kannibalisme” bij het lemma “eucharistie”). Het was dus niet enkel een boek, maar een politiek en filosofisch project met als doel de mens te bevrijden uit onwetendheid. Daarom werd het werk fel gecensureerd, verboden en toch clandestien verspreid.

Thiry d’Holbach, Louis Carrogis Carmontelle, 1766
Thiry d’Holbach, Louis Carrogis Carmontelle, 1766

Thiry d’Holbach, geboren in Duitsland en opgeleid in Leiden, was de rustige motor achter de radicale Verlichting. Hij financierde het salon, schreef honderden artikelen en publiceerde — vaak anoniem — radicale pamfletten zoals Le Christianisme dévoilé (1761) en Système de la nature (1770). Le Christianisme dévoilé is een frontale aanval op het christendom. Volgens Holbach is religie geen bron van moraal, maar een vorm van onderdrukking gebaseerd op angst (vooral voor de dood) met als doel mensen onderdanig te maken en hen te belemmeren rationeel te denken.

Holbach toont dat moraal mogelijk is zonder religie, en dat bijgeloof mensen gevangen houdt in gehoorzaamheid en schuld. In Système de la nature werkt Holbach een volledig materialistisch wereldbeeld uit. Alles wat bestaat, bestaat uit materie die volgens natuurwetten beweegt. Er is geen ziel, geen vrije wil, geen God. De mens is onderdeel van de natuur, en zijn gevoelens en handelingen zijn verklaarbaar binnen dat systeem.

Holbach inspireert zich op Epicurus, Lucretius en Spinoza, maar bouwt een eigen systeem dat rationeel, kritisch en revolutionair is. Het boek werd verboden, veroordeeld, maar ook gelezen in het geheim door invloedrijke revolutionairen.

Jean-Jacques Rousseau, Maurice-Quentin de La Tour, 1753
Jean-Jacques Rousseau, Maurice-Quentin de La Tour, 1753

Jean-Jacques Rousseau, geboren in Genève, was de tragische tegenpool. In zijn jeugd bevriend met Diderot, maar steeds verder vervreemd door zijn spirituele zoektocht en paranoïde karakter. Rousseau geloofde in een natuurlijke orde, een goddelijke oorsprong en een zuiver kinderlijke moraal. Volgens Rousseau heeft de mens in de “natuurtoestand” vrijheid en gelijkheid, maar die gaan verloren in ongelijkheid, privébezit en sociale hiërarchie. De oplossing is het sociaal contract: individuen stemmen vrijwillig in om hun rechten over te dragen aan de collectieve wil van het volk, die Rousseau “la volonté générale” noemt — de algemene wil. In zijn Du contrat social (1762) beschrijft hij hoe vrijheid kan omslaan in onderwerping aan de “algemene wil”, een visie die — hoe onbedoeld ook — totalitaire trekken krijgt.


Rousseaus visie op mens en samenleving wordt later een inspiratiebron voor Robespierre en de terreur tijdens de Franse Revolutie. De paradox van Du contrat social — “De mens wordt vrij geboren, en overal is hij geketend” — slaat om in een pleidooi voor censuur, dictatuur en de guillotine.

David Hume, Allan Ramsay, 1766
David Hume, Allan Ramsay, 1766

David Hume was een van de meest invloedrijke filosofen van de achttiende eeuw, die in 1763 in Parijs arriveerde als secretaris van de Britse ambassadeur. Zijn reputatie was hem al vooruitgesneld. In Frankrijk werd hij meer bewonderd dan in eigen land. Vooral zijn History of England en zijn Essays over moraal, religie en politiek hadden indruk gemaakt. Hij werd met open armen ontvangen in de Parijse salons van Madame Geoffrin en Madame de Boufflers, én in het radicale salon van Baron d’Holbach.

Daar raakte hij bevriend met Diderot, d’Holbach, d’Alembert, Helvétius en anderen. Hume was een empirist en scepticus. Voor hem begint alle kennis bij ervaring: wat we niet via de zintuigen waarnemen, kunnen we niet kennen. Diderot en d'Holbach waren uitgesproken atheïstisch en vonden dat men niet alleen mocht twijfelen aan religie, maar haar actief moest verwerpen en bestrijden. Religie was voor hen een bron van onderdrukking en irrationaliteit. Hume was agnostisch. Hij vond dat men niet moest doen alsof men zeker wist wat niet bewezen kon worden. Voor Hume was het intellectuele eerlijker om de onzekerheid te aanvaarden. Zijn levenshouding was daardoor milder, bescheidener, maar ook ironischer. Hij hield van debat, van nuance en vooral van het stellen van lastige vragen.


Ideologische spanningen – Redelijkheid, religie en radicaliteit

De filosofische conflicten in het boek zijn fundamenteel:


  • Rede vs emotie: Diderot en Holbach geloven in observatie, rede en wetenschap. Rousseau daarentegen ziet gevoel, intuïtie en religieuze beleving als bronnen van waarheid.


  • Atheïsme vs spiritualiteit: Waar Holbach religie wil vervangen door natuurwetenschap, zoekt Rousseau naar een goddelijke orde. Hume weigert zich vast te pinnen en kiest voor radicale twijfel.


  • Vrijheid vs orde: De radicalen pleiten voor morele vrijheid en intellectuele autonomie. Rousseau verdedigt juist een samenleving waarin vrijheid ondergeschikt is aan de 'algemene wil', eventueel met censuur en doodstraf als instrumenten.


Blom laat zien dat deze spanningen niet enkel filosofisch zijn, maar ook emotioneel en politiek geladen. Wat als vrijheid gevaarlijk wordt? Wat als redelijkheid kil en mensonvriendelijk aanvoelt? De Verlichting is geen eenduidig succesverhaal, maar een strijdperk. Dit komt duidelijk tot uiting in de tragische relatie tussen Diderot en Rousseau. Hun vriendschap verzandt langzaam in wantrouwen en verwijt. Rousseaus paranoia, zijn groeiende wantrouwen tegenover Diderot en de morele aanval op diens toneelstuk Le fils naturel leiden tot een definitieve breuk. Rousseaus persoonlijke wonden worden politieke doctrines. Zijn filosofie, geboren uit innerlijke onrust, leidde onbedoeld tot collectief geweld. Het contrast met Diderots milde, nieuwsgierige humanisme kon haast niet groter zijn.


Wat kunnen wij vandaag leren?

Blom haalt deze radicale Verlichting uit de vergetelheid niet om nostalgisch te doen, maar om haar kracht en relevantie te tonen. In een tijd waarin religie, identiteit en autoriteit opnieuw hard botsen met wetenschap, vrijheid en kritiek, herinnert Het Verdorven Genootschap ons eraan hoe gevaarlijk én noodzakelijk vrij denken is.


De radicalen rond Holbach waren geen heiligen. Ze waren mensen, met tegenstrijdigheden, tekortkomingen en blinde vlekken. Maar ze hadden de moed om alles in vraag te stellen — inclusief zichzelf.


Hun denken daagt ons uit: durven we leven in een wereld zonder zekerheden, zonder hogere zin, maar met volle verantwoordelijkheid? Durven we vrijheid doordenken tot op het bot? En wat betekent dat voor moraal, politiek en samenleving?





Comments


bottom of page