top of page

Baruch de Spinoza (1632-1677)

  • Foto van schrijver: Wouter Vanderstraeten
    Wouter Vanderstraeten
  • 25 jul 2023
  • 10 minuten om te lezen

Anoniem, Postuum portret van Spinoza, olieverf op doek, ca. 1700, Herzog August Bibliothek, Wolfenbüttel. Het portret in het Haags Historisch Museum is een waarschijnlijk 19e-eeuwse kopie hiervan





Onderstaande tekst is gebaseerd op volgende boeken:


  • Het raadsel Spinoza - Irvin D. Yalom

  • Door Spinoza’s lens, een oefening in levensfilosofie - Tinneke Beeckman

  • Spinoza - Steven Nadler






1. Zijn leven

Baruch de Spinoza (1632-1677) werd geboren in een koopmansfamilie in de Portugees-joodse gemeenschap van Amsterdam.

De joden vormden doorheen de eeuwen een groep die steeds kwetsbaar was voor vervolging. Wanneer er onrust in de middeleeuwse samenlevingen was, door ziektes (de pest), religieuze of politieke twisten, werden de joden vaak als zondebok aangeduid. De joden, door hun strikte geloofsovertuiging, vormden steeds een aparte groep.


De veilige plaats op het Europese continent vonden zij lang op het Iberisch schiereiland onder het bewind van de moslims. Dit waren de Sefardische Joden of Sefardim. Dit zijn Joden wier voorouders in Spanje en Portugal leefden. De herovering in 1492 door de strengkatholieke vorsten Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië betekende een einde aan elke religieuze tolerantie die overigens geen utopia was voor de Joden. De katholieke vorsten stelden een verdrijvingsedict in waardoor Joden gedwongen werden Spanje te verlaten, tenzij zij zich tot het christendom zouden bekeren. In 1497 werden de Sefardim in Portugal voor dezelfde keuze gesteld.


Door de vele handelscontacten kozen vele Joden voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en dus ook de familie van Baruch de Spinoza. De Joodse gemeenschap bouwde zo, net als vele andere vluchtelingen, bij aan de gouden eeuw van de jonge republiek.

Terwijl Rembrandt van Rijn een paar straatblokken verder de Nachtwacht en andere meesterwerken creëerde werd de jonge Spinoza onderwezen in de Talmoed en de Thora. Zijn honger naar kennis bracht hem ook bij de filosoof Franciscus van de Enden die hem onderwees in Latijn en hem in contact bracht met teksten van belangrijke filosofen en schrijvers zoals Descartes, de oude Grieken, Cervantes, …


Franciscus van den Enden (Antwerpen, rond 5 februari 1602 - Parijs, 27 november 1674) was een Vlaams leraar en filosoof. Rond zijn vijftigste begon hij in Amsterdam een Latijnse school. Van den Enden evolueerde tijdens zijn leven van geestelijke tot atheïst en kwam op voor de vrije meningsuiting en voor een samenleving gebaseerd op gelijkheid. Dit zorgde ervoor dat hij als een voorloper van de verlichting gezien wordt. Op hoge leeftijd nam hij deel aan een complot tegen de Franse koning Lodewijk XIV, dat hem aan de galg bracht.


Al snel zag Spinoza in dat zowel de Talmoed als de Thora uitvindingen van de menselijke fantasie waren. Gaandeweg zette hij zich steeds meer af tegen alle voorschriften, de feestdagen en de spijswet.

Geëxcommuniceerd Spinoza, 1907. Samuel Hirszenberg

Dit leidde uiteindelijk tot de banvloek, Cherem, op 27 juli 1656 waarmee hij uit de Sefardische gemeenschap werd verstoten. Dit betekende dat elk contact verboden was en Spinoza op zoek moest naar andere inkomsten. Zo werd hij lenzenslijper van lenzen voor microscopen, vergrootglazen, verrekijkers en telescopen voorzag Spinoza in zijn onderhoud. Ondermeer De wis-, natuur- en sterrenkundige Christiaan Huygens, uitvinder van de slingerklok, roemden de kwaliteit van Spinoza's lenzen. Spinoza verhuisde naar Rijnsburg waar nu het Spinozahuis kan bezocht worden.

Baruch werd Benedict de Spinoza en leefde een eenvoudig leven dat compleet gericht was op het vrije, rationele denken. De belangrijkste filosofische boeken die Spinoza schreef waren Tractatus Theologico-Politicus (1670) en het postuum uitgebrachte Ethica (1677). Zijn denken en in het bijzonder deze werken plantten, samen met ondermeer Kant het zaad voor de verlichting en de moderniteit en vormden een inspiratiebron voor de grote denkers na hem.


2. Belangrijke werken


2.1 De Tractatus Theologico-Politicus

Spinoza analyseerde hierin de Bijbel op een logisch-rationalistische manier. Uiteindelijk zou het Theologisch-Politiek Tractaat vooral invloed krijgen op het denken over vrijheid en tolerantie in de filosofie. Spinoza bepleitte een totale vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, wat een vrij uniek standpunt was in de zeventiende eeuw. Samen met de Britse filosoof John Locke (1632-1704) verdedigde Spinoza principieel de levenshouding van tolerantie.

In dit traktaat vormt Spinoza zeer radicale stellingen over de religieuze teksten uit de Bijbel (zie verder ideeën over religie).


2.2 Ethica

De Ethica was een ambitieus werk. In de Ethica beantwoordde Spinoza een klassieke vraag, namelijk: ‘Wat is het goede leven?’. Net als Aristoteles stelde Spinoza dat ‘het goede leven’ gebaseerd is op een goede, ware kennis van de werkelijkheid en inzicht in de goddelijke natuur. De rede is hierbij het absolute uitgangspunt; goddelijke openbaringen nam Spinoza niet serieus. Hoe gelukkig te leven? Hoe kan je jouw leven op een waardige manier leiden? Het werk is in vijf delen opgedeeld:

  • God

    • Het belangrijkste punt is dat alles in het heelal een enkele, eeuwige substantie is, natuur of God.

  • De natuur en de oorsprong van de geest

  • De oorsprong en de natuur van de hartstochten

  • De menselijke slavernij

    • De mens die aan zijn hartstochten is onderworpen, heeft niet zichzelf, maar het lot als meester.

    • Indien je gevoel van eigenwaarde gebaseerd is op de liefde van de massa, zal je altijd angstig zijn, omdat die liefde nu eenmaal grillig is. Het streven naar liefde van de massa is het streven naar een leeg gevoel van eigenwaarde.

  • De menselijke vrijheid

Het boek moest aantonen dat ons welzijn en geluk niet gelegen zijn in een leven van slavernij aan de hartstochten en de vergankelijke goederen die we doorgaans najagen. De gedachteloze toewijding aan bijgelovige praktijken die voor godsdienst doorgaan.


3. Het wetenschappelijke denken

De centrale figuur in het wetenschappelijke denken is René Descartes. Descartes’ rationalistische filosofie werd beïnvloed door grootheden als Copernicus en Galileo Galilei, en op zijn beurt zou Descartes de groten na hem inspireren, onder wie Isaac Newton.


Cogito ergo sum, ik denk dus ik besta.


Dit is de allereerste zekerheid, alles daarnaast is onzeker. De methode van de twijfel is voor Descartes de juiste manier om met filosoferen te beginnen en de fundamenten van de wetenschap te ontdekken. Descartes’ uitgangspunt was dat echte, ware kennis niet voortkomt uit zintuiglijke waarneming, die de mens kan bedriegen – hiermee wees hij het empirisme af -, maar alleen uit de ratio, het menselijke verstand. De bron van de kennis moet onfeilbaar zijn, zo redeneerde Descartes. Spinoza was een sterke voorstander van cartesiaanse wijsbegeerte waarin de nadruk ligt op het vermogen van de onafhankelijke rede om een hogere waarheid te bereiken. Net als Descartes pleit Spinoza voor vrijheid van denken en spreken.


4. Ideeën over religie

Spinoza staat niet volledig negatief tegenover religie. De Bijbel heeft zeker zijn plaats en bevat ook waarheden, maar is geen natuurlijke waarheid. De Bijbel is de drager van de belangrijke morele boodschap “Heb uw naaste lief”. Spinoza ziet hier het doel van de Bijbel. Het afdwingen van gehoorzaamheid en het reguleren van het menselijk gedrag. Een voorbeeld hiervan zijn de 10 geboden van Mozes. Daar moet de mens naar handelen. Om tot dit handelen te komen moet de lezer zich wel eerst ontdoen van vooroordeel en bijgeloof. Spinoza was verontrust dat de gelovige meer ontzag koesterde voor de opgetekende woorden dan voor de boodschap die ze uitdroegen.

Zijn kritiek op religie is dus vooral kritiek op de religieuze autoriteit die de gelovige een wereld van mirakels en het bovennatuurlijke voorspiegelt en de gelovige gijzelt in een web van voorschriften en geboden. Spinoza wantrouwde het collectieve gebruik van geloof als politiek wapen


4.1 De god van Spinoza


In dit leven heeft vervolmaking van het verstand en de rede dus het grootst mogelijke nut. Slechts hierin bestaat het grootste geluk, of de gelukzaligheid van de mens, want gelukzaligheid is hetzelfde als de gemoedsrust die uit de intuïtieve kennis van God ontstaat. (Ethica, Spinoza)


God, dat wil zeggen de Natuur ( Deus sive natura ). God is alles en valt samen met de natuur. De God van Spinoza is dus geen bovennatuurlijk en geen denkend wezen die een wereld schept buiten zichzelf. Onze wereld bestaat dus niet omdat dit de wil was van God. God is geen plannenmaker die een bepaald doel in zijn hoofd heeft en de zaken vervolgens beoordeelt. De dingen gebeuren door de natuur en de natuurwetten. Bovendien is de natuur oneindig complex. Volgens Spinoza heeft de natuur een oneindig aantal bestaanswijzen of attributen, waarvan wij mensen er maar twee kennen, namelijk het denken en materie.

God is dus onpersoonlijk. God heeft niets met ons voor. Het denken aan God in menselijke termen en zijn handelen op menselijke maat beschrijven is volgens Spinoza onzinnig. God is geen rechter en is niet onderhevig aan gevoelens van hartstochten zoals woede, afgunst, begeerte, … God verricht geen wonderen.


4.2 Leven na de dood

Spinoza was een aanhanger van de immanentie. Dit betekent dat dit leven alles is wat er is. De natuurwetten besturen alles en God valt samen met de natuur. Het feit dat Spinoza ontkende dat er leven na de dood is, was van groot belang voor de verdere ontwikkeling van de filosofie. De ethiek moet gebaseerd zijn op dit leven, op deze wereld.

Alles wat gebeurt, vloeit voort uit de onveranderlijke wetten van de natuur; wij maken deel uit van die natuur en zijn dus onderworpen aan deze deterministische wetten. Wat eeuwige beloning of bestraffing aangaat val er dus niets te hopen of te vrezen.


4.3 Spinoza over de heilige teksten

De teksten uit de Thora kunnen niet letterlijk worden opgevat. Ze moeten worden opgevat in de context van die tijd, vanuit de taal en de historische gebeurtenissen van dat moment. De teksten kunnen niet letterlijk geïnterpreteerd worden en dienen gelezen te worden als metaforen.


''Toen zei God: Laten we mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vis van de zee en de vogel in de lucht, over het vee en over de gehele aarde en over alle dieren die over de aarde kruipen. En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem, man en vrouw schiep hij hen."' (Genesis)


Spinoza stelt dat de religieuze teksten niet geschreven zijn door profeten die de stem van God hadden gehoord, maar dat het gewone mensen waren met de nodige fantasie. De thora werd niet door Mozes persoonlijk neergepend. Spinoza ziet niets bovennatuurlijks, maar stelt dat dat alles een natuurlijke oorzaak heeft. Om de natuurlijke oorzaak van zaken te kennen, is kennis nodig. Hoe groter de onwetendheid, hoe meer er aan God wordt toegeschreven.

Angst brengt bijgeloof voort. Zwakke, hebzuchtige mensen gebruiken bij tegenslag gebeden om Gods hulp af te smeken. Religie gaat gepaard met pracht en praal van ceremonies, dogmatisme waarbij gezond verstand en twijfel geen ruimte krijgt. Bijgeloof, onwetendheid en vooroordeel vormen dus de grondslag van de georganiseerde godsdiensten. Religie staat haaks op de rede. Hij poneerde dat de Bijbel slechts een religieuze waarheid bevat namelijk het beoefenen van rechtvaardigheid en goede daden -maar geen wereldlijke waarheden. Wie wereldlijke wetten en waarheden in de Bijbel leest, vergist zich of wordt gedreven door eigenbelang.


4.4 Spinoza over het Joodse volk

In de Thora zijn er bewijzen te over dat de Israëlieten, als ze macht hadden, net zo wreed en genadeloos waren als elke andere staat. Spinoza ziet daar een bewijs in dat het Joodse volk niet superieur is en niet meer verheven is boven andere volkeren.


Daar zie ik niets wonderbaarlijks in, niets wat niet kan wor­den verklaard uit natuurlijke oorzaken. De joden hebben kans gezien te overleven sinds de diaspora omdat ze altijd hebben geweigerd zich te vermengen met andere culturen. Ze hebben zich als apart volk gehandhaafd dankzij hun ingewikkelde riten, hun spijswetten en het teken van de besnijdenis waar ze zich gewe­tensvol aan houden. Op die manier overleven ze, maar ze betalen er wel een prijs voor: een universele haat.


5. Ideeën over het leven

Spinoza was geïnteresseerd in de aard van de mens en zijn plaats in de wereld. De mens kent zichzelf en ook de wereld waarvan hij deel uitmaakt. Deze unieke positie heeft invloed op de vrijheid en het streven naar geluk van de mens. Belangrijk daarbij was voor hem volgende these: “Het gaat er niet om wat je gelooft of wat je zegt dat je gelooft, maar om hoe je leeft.”


5.1 Hoe te leven?

Spinoza vond inspiratie bij de ideeën van Epicurus, een wijsgeer uit het oude Griekenland. Net als ieder rationeel denkend persoon geloofde Epicurus dat er geen !even was na de dood en dat wij het enige leven dat we hebben zo vredig en aangenaam mogelijk moeten leven. Wat is het doel van het leven? Zijn antwoord daarop was dat we ataraxia moesten zoeken. Dit zou je kunnen vertalen met ''kalmte'' of ''het ontbreken van emotionele pijn''. Hij stelde dat een wijs man slechts weinig en makkelijk te vervullen noden heeft, terwijl mensen met een onstilbare honger naar macht of rijkdom, nooit ataraxia zullen bereiken. Begeerten brengen namelijk andere begeerten voort. Hoe meer je hebt, hoe meer je bezittingen jou in hun macht hebben. De mens heeft het onvermogen om deze toestand te bereiken omdat hij zich blijft vastklampen aan rijkdom, roem en zinnelijke genoegens.


Ach! waren alle mensen wijs

En wilden daarbij wel!

De aard’ was hun een paradijs

Nu is ze meest een hel

(Opschrijft Spinozahuis in Rijnsburg, Dirk Camphuysen)


Spinoza’s ethiek zoekt dus naar het goede leven, maar legt geen geboden of verboden op. Filosofie heeft met oordelen, maar alles met begrijpen te maken. Spinoza pleit voor een reflectief onderweg-zijn met de nadruk op het eigen perspectief. Wat goed is voor de eigen persoon, is ook goed voor de ander.


5.2 Hoe lief te hebben?

Spinoza zegt: “Wie God echt liefheeft, mag ni et verlangen dat God ook hem liefheeft''

De mens kan het best zijn geest ontdoen van de invloed van anderen. Om zijn eigen gevoelens en zijn eigen conclusies te vinden en daar naar te handelen. Met andere woorden: geef je liefde vrijelijk, en laat je daarbij niet beïnvloeden door de gedachte aan de liefde die je er misschien voor terugkrijgt.


6. Ideeën over politiek

6.1 Doel van de staat is de vrijheid

Spinoza vond het belangrijk dat iedere burger mocht denken en geloven wat hij of zij wilde. De vrijheid van denken en de vrijheid van meningsuiting ziet Spinoza als een vrijheid tot creatie. Kritisch debat betekent niet alleen de mogelijkheid tot contestatie, maar ook tot creatie.

Het doel van de politiek is te zorgen dat mensen hun geest en lichaam veilig kunnen gebruiken en dat de mens zelf vrij de rede gebruikt en niet met haat, toorn of bedrog strijdt. De democratie geeft aan elke burger de mogelijkheid tot deelname en de kans om zich in de macht te herkennen. Tirannie perkt de bewegingsvrijheid van de mens in en holt daarmee haar eigen macht uit.


6.2 De staat als behoeder van alle burgers

De staat heeft een belangrijke rol op te nemen in sociaaleconomische kwesties om zo orde in stand te houden. Spinoza wees op het gevaar dat de minachting van de rijken voor de armen kan leiden tot haat bij de armeren, het opgeven van de hoop op sociale verandering uitblijft en een gebrek aan gemeenschapszin. Net als bij religieuze kwesties kan de wanhoop leiden tot angst, haat, jaloezie, onmacht.


コメント


bottom of page