De teleurgang van de waterhoek (1900) Stijn Streuvels
- Wouter Vanderstraeten
- 13 mei 2024
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 26 mei 2024
"Over de uitgestrekte meersvlakte spreidt het zonlicht en de stilte, één geworden in het tijdeloze van de zomermiddag. Door de ruimte hoog en wijd - tussen 't blauwe hemelveld en 't groen van de bodem - wiebelt de aamloze lucht als de deining van groot water, en op de zonnesnaren gonst het leven als een verre droomzang. Alle dingen blijven aan hun zelf overgelaten, in zware rust, broeiend in 't stoken der felle hitte."
Het is daar aan die meersvlakte, aan de oevers van de toen nog sterk kronkelende Schelde, op de grens tussen Oost- en West-Vlaanderen dat De Teleurgang van de Waterhoek zich afspeelt. Daar ligt het vergeten gehucht de Waterhoek, waar de mensen sinds generaties op zichzelf leven en de voornaamste toegangsweg via een veerpont verloopt. De mensen van de Waterhoek vormen een hechte gemeenschap van een kleine groep families die diep verworteld zijn met hun grond en hun manier van leven. Een leven dat hard en armoedig is, maar ook een sterke samenhorigheid kent. De mannen gaan in de lente- en zomermaanden als seizoensarbeiders werken in het noorden van Frankrijk om na de oogst de wintermaanden in de Waterhoek door te brengen. Zo is het altijd geweest en zo zou het altijd moeten blijven. Dat is alleszins het idee van Broeke, die de leider van deze kleine gemeenschap is.
Reeds op de eerste pagina echter wordt de bouw van een brug over de Schelde aangekondigd. Een brug die verbonden met een weg doorheen de Waterhoek het traditionele leven daar in gevaar zou brengen. Broeke, wiens naam sterk doet denken aan het Duitse woord voor Brug, wil dit niet laten gebeuren en stelt alles in het werk om de bouw van de brug te saboteren. Daarmee begint een gevecht op leven en dood tegen de verandering, tegen de steeds oprukkende moderniteit.
Naast de aankondiging van de brug wordt de gemeenschap ook geconfronteerd met de onverwachte terugkeer naar de Waterhoek van Mira, een buitenechtelijke kleindochter van Broeke. Haar moeder had de Waterhoek de rug toegekeerd en haar heil gezocht in de stad. Nu was haar dochter terug die al snel alle mannen en jongens rond haar vinger windt.
Broeke heeft veel medestanders om de bouw van de brug tegen te houden maar toch ontstaat er tweespalt binnen de gemeenschap met aan de ene kant Broeke en de zijnen die staan voor een conservatieve en immobiele levenshouding die streeft naar isolatie tegenover Broekes schoonzoon Sieper die pleit voor een progressieve, dynamische soepelheid en die eerder pragmatisch profijt wil zoeken waar het te vinden is. De brug betekent voor hem de mogelijkheid om dicht bij huis te werken en niet elk jaar naar Frankrijk te moeten trekken voor zware seizoensarbeid.
Uiteindelijk zal Broeke alleen overblijven en moet hij het afleggen tegen zijn schoonzoon Sieper, die hem buiten westen slaat wanneer die de bouw van de brug over de Schelde probeert te saboteren. Broeke lijkt de strijd op te geven en hij vereenzaamt. Hij praat alleen nog met Lamme Treute in zijn kakstoel, zijn kleinkind met een fysieke en mentale beperking. Het gevolg van inteelt in de kleine gemeenschap. Wanneer de nieuwe brug er is en wordt ingewijd, blijft Broeke op zijn veerboot heen en weer varen terwijl hij hoopt
‘de ongedaante achter zijn rug in een rammeling van ijzer en steen te horen neerdonderen’.
Comments