Charles-Joseph De Ligne – Memoires: De vrolijkste man van zijn tijd
- Wouter Vanderstraeten
- 26 jul
- 6 minuten om te lezen

Johann Wolfgang von Goethe noemde Charles-Joseph de Ligne (1735–1814) “De vrolijkste man van zijn tijd,”, de Zuid-Nederlandse prins, veldheer, diplomaat, essayist en genadeloze charmeur die zich door de achttiende eeuw bewoog met de gratie van een acteur en de pen van een geestige chroniqueur. In zijn Memoires, recent opnieuw uitgegeven door het Davidsfonds (2021), ontmoeten we geen stijf portret uit een geschiedenisboek, maar een levend personage: grappig, scherpzinnig, wereldwijs en – ondanks alle pracht en praal – verrassend kwetsbaar.
Deze bundeling, waarin het beste van zijn omvangrijke oeuvre bijeen is gebracht, neemt je mee doorheen het leven van een zeer merkwaardig figuur. We reizen met De Ligne naar Versailles, Wenen, Sint-Petersburg, Berlijn en Brussel, waar hij hof hield bij onder anderen Maria Theresia, Keizer Jozef II (Oostenrijk), Frederik de Grote (Pruisen, Catharina de Grote (Rusland) en Marie-Antoinette (Frankrijk). Maar tegelijk volgen we zijn innerlijke reis: van jeugdige bravoure naar filosofische beschouwingen over het geloof, ouderdom en menselijke zwakheden.

Achter de glimlach van De Ligne schuilt een diepere laag. Zijn moeder stierf toen hij jong was, en zijn vader – een kille en afstandelijke figuur – bood weinig affectie. De jonge Charles-Joseph werd op jeugdige leeftijd opgenomen aan het hof van Wenen, waar hij kamerheer werd in dienst van keizerin Maria Theresia en haar echtgenoot, keizer Frans I en zou een groot deel van zijn leven tussen hoven en krijgstonelen doorbrengen. Maar de man die zo bedreven was in diplomatie en het hofleven, kende ook persoonlijke tragedies: de dood van familieleden, het verlies van zijn bezittingen na de Franse Revolutie, en een militaire carrière die volgens hemzelf onder zijn potentieel bleef.
Zijn humor lijkt dan ook geen vanzelfsprekend optimisme, maar een beschermende laag. De Ligne relativeert, drijft de spot met zichzelf en met de instituties die hij van binnenuit kende. In zijn Memoires schrijft hij bijvoorbeeld scherp over liefdadigheidsacties aan het hof:
“Ik heb nog nooit meegemaakt dat dansfeesten, bals, concerten of grootscheepse inzamelingsacties slaagden in hun opzet. Of het nu komt door onbekwaamheid of gesjoemel, de hulp voor de armen komt nooit terecht.”
Die uitspraak, die ook resoneert in onze tijd, is typerend voor zijn stijl: geestig én schrijnend. De Ligne is zich bewust van de ijdelheid van het hofleven, maar weet ook dat hij er deel van uitmaakt. Zijn scherpzinnigheid spaart niemand, zichzelf nog het minst. De Ligne was niet enkel de klassieke, naïeve edelman die zich wentelde in zijn rijkdom en ijdelheid. Hij doorzag de tegenstrijdige aard van de mens:
“Waarde lezers, onderzoek uw geweten en u zult in uzelf ook een encyclopedie aan goede en slechte dingen aantreffen die voortdurend met elkaar in tegenspraak zijn.”
Tussen Verlichting en Revolutie
De Ligne leefde op het breukvlak van twee werelden. Geboren onder het Ancien Régime, groeide hij op in de cultuur van salons, galante conversatie en monarchaal ceremonieel. Tegelijk omarmde hij de ideeën van de Verlichting. Hij correspondeerde met Rousseau, bewonderde Voltaire en onderhield warme banden met Casanova – aan wie hij zelfs hielp bij de publicatie van diens memoires. Als diplomaat en militair was hij getuige van het begin van de Franse Revolutie, die hij als een historische noodzakelijkheid leek te begrijpen, ondanks het feit dat ze hem ruïneerde.
Zijn scherpe verstand weerhield hem er echter van om zich volledig te laten meeslepen door het geloof in het ‘gezond verstand van de gewone man’. Hij was dan ook een aristocraat. Het doorgedreven geëxperimenteer van de Franse Revolutie zinde hem niet. “Weerzinwekkend,” noemt hij het, “omdat het leidt tot wreedheden die door onberaden mensen voortdurend worden goedgepraat.” In zijn conservatieve onderbuikgevoel stond hij dicht bij figuren als Chateaubriand en Joseph de Maistre, twee sleutelfiguren van het conservatieve reveil in het post-revolutionaire Europa.
Chateaubriand (1768–1848) was net als De Ligne een aristocraat die zich uit nostalgie en religieuze bezinning terugplooide op het verleden. In zijn Mémoires d’outre-tombe idealiseerde hij het voorrevolutionaire Frankrijk en probeerde hij de waardigheid van monarchie en katholiek geloof te herstellen als fundamenten van beschaving.
Joseph de Maistre (1753–1821) ging nog verder. Hij zag de Revolutie als een straf van God en pleitte voor de herstelling van het absolutisme als enige middel om orde en zedelijkheid te bewaren. De Maistre’s conservatisme was reactionair, metafysisch en autoritair — veel meer dan dat van De Ligne.
De Revolutie beroofde hem van zijn land, van vrienden zoals Marie-Antoinette, en van zijn plaats in de wereldorde. Hij geloofde dat de aristocratie — weliswaar hervormd — nog steeds een zinvolle rol kon spelen in de Europese samenleving. Met melancholie blikte hij terug op het verdwenen Europa waarin hij zich thuis voelde. Zijn hoop was ijdel maar oprecht:
“Misschien nemen wij en de onze onze oude plaats in Europa weer in, na de onsterfelijke, maar niet eeuwige Napoleon.”
Tegelijk keek hij met respect naar Napoleon — een genie, vond hij — maar een die door zijn overmoed, zoals in de Russische veldtocht, het eigen ondergang in gang zette. De Ligne voorzag het debacle: hij kende het terrein, maar nog meer de menselijke natuur.
Op latere leeftijd, inmiddels in ballingschap in Wenen, wendt De Ligne zich meer en meer tot introspectie. Over het geloof, bijvoorbeeld, schrijft hij in zijn kenmerkende stijl:
“Ik weet wel dat ik al eerder heb gezegd dat het leven een cirkel is, maar heb ik ook voldoende duidelijk gemaakt waarom. Het beste voor die cirkel is dat we ons aan het einde weer met godsdienst bezighouden. We staan godsvruchtig op en gaan godsvruchtig slapen. In de tussentijd dwalen we uit stoerdoenderij, misplaatste vrees voor andermans oordeel, door verkeerde vrienden of dwaze redeneerfouten. Maar als we de tachtig naderen, bekommeren we ons weer om ons zielenheil, zoals we tien of twaalf waren.”
Zijn verhouding tot God bleef tot het einde complex:
“Ik denk dat ik godvruchtig ben zonder streng in de leer te zijn, christelijk zonder echt katholiek te zijn.”
“Ik vrees, ik hoop. Ware godsvrucht loutert een hart dat eerst Gods schepselen heeft bemind en later zielsveel van de Schepper is gaan houden.”
Deze citaten spraken me aan omdat dit illustreert dat de Memoires méér zijn dan een loutere herinnering aan een flamboyant leven. Het is ook een vorm van zelfonderzoek. Het is de stem van een man die veel verloor, maar de behoefte hield om betekenis te vinden — in liefde, schoonheid, en uiteindelijk: vergeving.
Het kasteel van Beloeil en het erfgoed van een dynastie
Het thuis van de prins, het prachtige Kasteel van Beloeil in Henegouwen, vormt het materiële testament van zijn smaak en levenshouding.

Tot op vandaag wordt het domein bewoond door de familie de Ligne, een van de oudste adellijke families van België. Het kasteel, vaak omschreven als het 'Versailles van België', is bekend om zijn harmonieuze tuinen in Franse stijl, zijn kunstcollecties en zijn indrukwekkende bibliotheek.
De Ligne schreef niet alleen over krijgskunst en politiek, maar ook over tuinarchitectuur, toneel, religie en erotiek. Zijn leven en zijn schrijfsels vormen een zeldzaam voorbeeld van hoe de hoge adel hun leven vorm gaven tijdens de 18e eeuw
Een Europese geest
De heruitgave van Memoires zijn een een toegankelijke bloemlezing, waarin De Lignes stem – grillig, geestig, soms melancholisch – helder doorklinkt. Hij reflecteert op veldslagen en liefdes, op vriendschap en geloof, op het klatergoud van het hof en de pijn van persoonlijke verliezen.
En altijd klinkt daar die sprankelende stijl doorheen: de lach van een man die alles heeft gezien en niets meer te verliezen heeft. Zijn blik op Napoleon, bijvoorbeeld, is respectvol, maar ook doorzichtig: hij voorspelde het debacle van de Russische veldtocht lang voordat de keizer zelf dat inzag.
Slotbeschouwing
Wie zijn memoires leest, ontdekt een man die zich met flair en humor door een roerige tijd bewoog, maar wiens lach ook een vorm van verdediging was. De Lignes leven was vol ontmoetingen met grootheden, maar ook met eenzaamheid en verlies. Zijn ironie is geen afstandelijkheid, maar levenskunst. Zijn stijl is geen frivoliteit, maar een schild tegen de tragiek.
In een eeuw waarin Europa op zijn grondvesten daverde, hield De Ligne zich staande met elegantie en esprit. Zijn Memoires zijn een uitnodiging om hem te vergezellen op die reis – vol feestjes, veldtochten, vriendschappen en verlies – en tegelijk een spiegel voor wie wil begrijpen wat het betekent om mens te zijn in tijden van verandering.
Opmerkingen