Alzo sprak Zaratheostra deel 1 (1883-1885) Friedrich Nietzsche
- Wouter Vanderstraeten
- 1 jul 2024
- 13 minuten om te lezen
"Also sprach Zarathustra" kwam tot stand in een periode van intense persoonlijke en filosofische ontwikkeling voor Nietzsche. Het werk weerspiegelt zijn breuk met traditionele filosofie en zijn streven naar een nieuwe, radicale visie op menselijkheid en moraal.
Eerste deel
Het eerste deel kunnen we opdelen in 2 grote delen. Eerst Zarathoestra's proloog, gevolgd door de woorden van Zarathoestra. Hieronder volgt de samenvatting van de tien segmenten van de proloog van Zarathoestra:
Segment 1: Het boek opent met de profeet Zarathoestra die na tien jaar in de bergen te hebben geleefd op een ochtend de zon begroet en de behoefte voelt om zijn vergaarde wijsheid te delen.
"Ik wil weggeven en uitdelen, totdat de wijzen onder de mensen opnieuw vreugde vinden in hun dwaasheid, en de armen in hun rijkdom."
Segment 2: Bij het afdalen van de berg ontmoet Zarathoestra een kluizenaar in het bos. Zarathoestra vertelt hem dat hij de wijsheid die hij heeft vergaard, wil delen met de mensen. De kluizenaar waarschuwt Zarathoestra dat de mensen wantrouwig zijn tegenover kluizenaars en dat ze hun wijze woorden vaak niet begrijpen of waarderen. Hij spreekt over zijn eigen keuze om in de eenzaamheid te blijven en God te dienen. Het gesprek tussen de 2 toont de tegenstelling tussen de traditionele religieuze benadering van de kluizenaar en de nieuwe, meer humanistische en aardse benadering van Zarathoestra.
"Hoe is het mogelijk! Deze oude heilige heeft er in zijn bos nog niets van gehoord dat God dood is!"
Segment 3: Zarathoestra komt in een stad terecht waar veel volk op het marktplein staat, wachtend op een koorddanser.
"Ik leer jullie de Übermensch. De mens is iets dat overwonnen moet worden. Wat hebt u gedaan om hem te overwinnen."
Zarathoestra introduceert het concept van de Übermensch als een uitdagende oproep aan de mensheid om zichzelf te overstijgen en een hoger doel na te streven. Het is een hogere vorm van bestaan waarin men zichzelf voortdurend overwint en nieuwe waarden creëert. Het toegesproken volk heeft echter geen oren naar de woorden van Zarathoestra en roept om de koorddanser.
Segment 4:
"De mens is een touw, gespannen tussen dier en Übermensch – een touw boven een afgrond."
Zarathoestra verklaart zijn liefde aan de mens die niet tevreden is met zijn huidige staat, maar zich tot doel stelt zichzelf te verbeteren en zijn eigen waarden en doelen te scheppen, in plaats van blindelings bestaande normen en waarden te volgen. Die mens is in Zarathoestras visie een overgangswezen. De ware grootheid van de mens ligt in zijn vermogen om te transformeren en te evolueren naar iets hogers: de Übermensch.
In Segment 5 introduceert Zarathoestra het concept van de "laatste mens" ("der letzte Mensch"). Met de "laatste mens" wordt een type mens omschreven dat zich volledig heeft aangepast aan een comfortabele, veilige en risicoloze levenswijze, waarbij alle ambitie, creativiteit en streven naar hoger of beter verloren is gegaan. Dit concept staat in scherp contrast met zijn idee van de "Übermensch" (de bovenmens), die zichzelf overstijgt en nieuwe waarden schept.
Ziet! Ik toon jullie de laatste mens.
‘Wat is liefde? Wat is schepping? Wat is verlangen? Wat is ster? – zo vraagt de laatste mens en knippert met zijn ogen.
De aarde is dan klein geworden, en op haar hipt de laatste mens, die alles klein maakt. Zijn geslacht is onuitroeibaar, als de aardvlo; de laatste mens leeft het langst.
‘Wij hebben het geluk uitgevonden’ – zeggen de laatste mensen en knipperen met hun ogen.
Zij hebben de oorden verlaten waar het leven hard was: want men heeft behoefte aan warmte. Men heeft zijn naast nog lief en schurkt zich tegen hem aan: want men heeft behoefte aan warmte.
Ziek worden en argwaan koesteren merken zij aan als zondig: men loopt behoedzaam voort. Een dwaas die nog struikelt over stenen of mensen!
Enig gif zo nu en dan: dat geeft aangename dromen. En veel gif op het laatst, voor een aangenaam sterven.
Men werkt nog, want arbeid is ontspanning. Maar men past op dat de ontspanning niet vermoeit.
Men wordt niet meer arm en rijk: beide zijn te bezwaarlijk. Wie wil nog regeren? Wie nog gehoorzamen? Beide zijn te bezwaarlijk.
Geen herder en één kudde! Iedereen wil hetzelfde, iedereen is gelijk: wie anders voelt, gaat vrijwillig naar het gekkenhuis.
‘Vroeger was iedereen in de war’ – zeggen de fijnsten en knipperen met hun ogen.
Men is schrander en heeft weet van alles wat er gebeurd is: dus kan men eindeloos spotten. Men maakt nog ruzie, maar verzoent zich vlug – anders bederft het de maag.
Men heeft zijn pretje voor de dag en zijn pretje voor de nacht: maar men houdt de gezondheid in ere.
‘Wij hebben het geluk uitgevonden’ – zeggen de laatste mensen en knipperen met hun ogen.
Na deze woorden uitgesproken te hebben, vraagt de menigte hem om die laatste mens. Het beeld schrikt hen niet af, integendeel zij willen die laatste mens worden. De onverschilligheid van de menigte symboliseert het conformisme en de passiviteit die Zarathustra bekritiseert. In plaats van geïnspireerd te worden om hun levens te veranderen, blijven ze gevangen in hun bestaande routines en gewoonten. Deze reactie benadrukt de uitdaging waar Zarathoestra voor staat. Het onderstreept hoe moeilijk het is om mensen te laten inzien dat ze meer kunnen en moeten streven naar het overwinnen van hun huidige staat.
In Segment 6 en 7 ligt de focus op de koorddanser. Halverwege de voorstelling wordt de koorddanser verstoord door een spottende nar die achter hem langs loopt en over hem heen springt. De koorddanser verliest zijn evenwicht en valt naar zijn dood. Hij komt precies voor de voeten van Zarathoestra terecht. Zarathoestra toont mededogen voor de gevallen koorddanser en belooft hem dat hij geen hel of duivel heeft te vrezen, want dat bestaat allemaal niet. De val van de koorddanser herinnert ons aan de kwetsbaarheid en sterfelijkheid van de mens. Het is een illustratie van de risico's die gepaard gaan met het streven naar hogere doelen.
In segment 8 besluit Zarathoestra om het lichaam van de dode koorddanser mee de stat uit te nemen. Hij toont daarmee als het ware zijn bereidheid om de lasten van het menselijk bestaan te dragen en te overwinnen. Het is een confrontatie met de realiteit van mislukking en dood. Een memento mori, een symbool van de beperkingen van het menselijk bestaan en de voortdurende noodzaak van zelfoverwinning.
Segment 9: Na zijn ervaring in de stad komt Zarathoestra tot volgend inzicht.
"Ik heb metgezellen nodig die mij volgen en met mij de weg willen gaan die ik ben ingeslagen."
Zarathoestra wil zijn boodschap niet alleen verkondigen, maar ook verspreiden en verankeren in de wereld. Door metgezellen te vinden, kan hij zijn filosofie van de Übermensch en de zelfoverwinning door anderen laten uitdragen en voortzetten. Hij zoekt naar discipelen die openstaan voor zijn onderricht en die het potentieel hebben om zelf leiders te worden.
"Niet een ziener, niet iemand met lege ogen moet Zarathustra zijn, maar een leider en leraar van de toekomst."
"Ik zoek naar de moedigen, de liefhebbenden, de edelmoedigen die aan mijn zijde kunnen vechten en lijden."
In het laatste segment 10 ziet Zarathoestra de slang en de arend, zijn metgezellen. De arend staat voor het verheven, nobele en krachtige, terwijl de slang het aardse, wijze en sluwe symboliseert. De aanwezigheid van deze twee dieren als metgezellen maakt hem tot een complete en evenwichtige figuur die geschikt is om zijn filosofie te verkondigen en na te leven.
Na Zarathoestra's proloog volgen de woorden van Zarathoestra waarin hij de basis voor zijn filosofie legt aan de hand van belangrijke thema's en concepten. Hieronder volgt een samenvatting:
De drie gedaanteverwisselingen van de geest - van kameel naar leeuw naar kind - beschrijven het proces van spirituele en existentiële evolutie. Dit proces vereist dat een individu eerst de bestaande waarden en lasten accepteert (kameel), zich vervolgens bevrijdt van deze beperkingen (leeuw), en uiteindelijk in staat is om nieuwe waarden te scheppen en het leven te omarmen met een gevoel van onschuld en creativiteit (kind). Dit is het pad naar de ontwikkeling van de Übermensch.
"Drie gedaanteverwisselingen van de geest noem ik u: hoe de geest tot een kameel wordt, en de kameel tot een leeuw, en de leeuw tenslotte tot een kind."
Het hoofdstuk "Over de leerstoelen van de deugd" gaat over Zarathoestra's kritiek op de conventionele moraal en de traditionele opvattingen over deugdzaamheid. Deze conventionele deugden leiden volgens hem tot middelmatigheid en onderdrukken het individuele potentieel. Hij verwerpt de leringen van degenen die de deugd prediken vanaf "leerstoelen" (in dit geval symbool voor gezaghebbende posities), omdat ze de geest van de mensen beperken en hen van hun eigen creatieve kracht beroven.
"Zalig zijn deze slaperigen: want zij zullen weldra indommelen."
In het hoofdstuk over de achterwereldisten verwijst Zarathoestra naar de mensen die geloven in een wereld achter de zichtbare en tastbare realiteit. Deze term is een kritische aanduiding voor mensen die vasthouden aan religieuze, metafysische of transcendente overtuigingen en die hogere, bovennatuurlijke wereld als belangrijker of waardevoller beschouwen dan de wereld waarin we leven.
"Zij kijken voortdurend achterom naar duistere tijden: maar toen waren geloof en waan iets anders; razernij van het verstand was goddelijkheid en twijfel was zonde."
In plaats daarvan roept hij op tot een affirmatie van het leven en de creatie van nieuwe waarden die gebaseerd zijn op de realiteit van het hier en nu.
"Eerlijker en zuiverder spreekt het gezonde lichaam, dat volmaakt en gezond is: en het spreekt over de zin van de aarde."
In het hoofdstuk over de verachters van het lichaam bekritiseert Zarathustra mensen die hun fysieke bestaan minachten ten gunste van een vermeende hogere spirituele of morele realiteit. Nietzsche verwerpt dit dualistische wereldbeeld en roept op tot een affirmatie van het aardse, lichamelijke leven. Voor Zarathoestra is het lichaam niet iets om te verachten, maar een essentiële bron van kracht, vreugde en creativiteit.
"Achter uw gedachten en gevoelens, mijn broeder, staat een machtige heerser, een onbekende wijze – hij heet Zelf. In uw lichaam woont hij, hij is uw lichaam."
In het hoofdstuk over de deugden en de vreugden herdefinieert Zarathoestra deugden en vreugden als aspecten van het leven die niet vastliggen in traditionele morele of religieuze voorschriften, maar voortkomen uit de kracht en creativiteit van het individu. Zarathustra roept op tot een afwijzing van conventionele deugden en een omarming van nieuwe waarden die gebaseerd zijn op zelfverwezenlijking en levensvreugde. Dit betekent dat mensen hun eigen weg moeten vinden naar een deugdzaam en vreugdevol leven, waarin ze hun volledige potentieel benutten en het leven in al zijn facetten omarmen.
"De mens is iets wat overwonnen moet worden: en daarom moet u uw deugden liefhebben,- want u zult er aan te gronde gaan."
In het hoofdstuk over de bleke misdadiger ontmoet Zarathoestra een veroordeelde crimineel die op het punt staat te worden geëxecuteerd. Zarathoestra ziet in de bleke misdadiger een slachtoffer van zijn eigen instincten en de maatschappelijke normen die hem hebben gevormd en hebben geleid tot zijn vervreemding. Zarathoestra benadrukt dat de misdadiger niet alleen door zijn daden gedefinieerd moet worden, maar ook door zijn innerlijke worstelingen en potentie voor zelfoverwinning. Hij benadrukt de noodzaak van mededogen, begrip en het potentieel voor zelftransformatie, zelfs in degenen die als moreel verloren worden beschouwd.
"Je ziel is zuiverder dan je daden"
Zarathoestra's visie over lezen en schrijven is diep verbonden met Nietzsches bredere filosofische thema's van authenticiteit, zelfoverwinning en creativiteit. Lezen moet een actieve, reflectieve en transformerende ervaring zijn, terwijl schrijven een oprechte en creatieve uitdrukking van de diepste overtuigingen en emoties van de schrijver moet zijn. Zowel lezen als schrijven dienen als middelen voor zelfontdekking en zelfverwezenlijking, waarbij de nadruk ligt op persoonlijke groei en de creatie van nieuwe waarden en ideeën.
"Er zit altijd enige waanzin in de liefde. Maar er zit ook altijd enig verstand in de waanzin"
In het hoofdstuk over de boom op de berg gebruikt Zarathoestra de boom als een krachtige metafoor voor de menselijke conditie en de weg naar het worden van een Übermensch. Het symboliseert de noodzakelijke elementen van persoonlijke groei: stevige wortels, hoge idealen, de moed om eenzaamheid te verdragen en de kracht om weerstand te bieden tegen obstakels. Zarathoestra gebruikt dit beeld om te illustreren dat ware groei en zelfverwezenlijking gepaard gaan met uitdagingen, maar dat deze uitdagingen essentieel zijn voor het bereiken van een hoger niveau van bestaan.
"Als ik deze boom hier met mijn handen zou willen schudden, zou mij dat niet lukken. Maar de wind, die wij niet zien, die beukt hem en buigt hem waarheen hij wil. Wij worden het ergste door onzichtbare handen gebogen en gekweld."
Zarathoestra bekritiseert in over de predikers van de dood degenen die een negatieve visie op het leven promoten, die passief zijn in hun houding tegenover het bestaan, en die de waarden van het aardse leven en vitaliteit verwerpen ten gunste van spirituele of religieuze idealen die lijden en zelfverloochening omarmen. Hij beschuldigt hen ervan het nihilisme te bevorderen door het leven te devalueren en te suggereren dat het echte leven elders of in een toekomstig bestaan ligt.
"Overal weerklinkt de stem van hen die de dood prediken. En de aarde is vol met mensen aan wie de dood gepredikt moet worden. Of "het eeuwige leven": dat maakt mij niet uit, als ze maar snel heengaan."
Zarathoestra gebruikt de metaforiek over de oorlog en het krijgsvolk om de innerlijke strijd aan te duiden die nodig is voor zelfoverwinning en zelfverbetering. De krijgersgeest staat symbool voor de houding van moed, vastberadenheid en kracht die een individu moet aannemen om persoonlijke en filosofische doelen te bereiken. Hij roept individuen op om een krijgersmentaliteit aan te nemen in hun persoonlijke leven, waarbij ze uitdagingen en gevaren aangaan met moed en vastberadenheid.
"Laat uw liefde voor het leven liefde voor uw hoogste hoop zijn. En laat uw hoogste hoop de hoogste gedachte van het leven zijn!"
In het hoofdstuk "De nieuwe afgod" bekritiseert Zarathoestra de staat als een nieuwe afgod die mensen aanbidden en waaraan ze hun vrijheid en individualiteit opofferen. In plaats van te streven naar zelfoverwinning en persoonlijke groei, onderwerpen mensen zich aan de wil van de massa en de staat. De staat verleidt de mensen om zich te conformeren. Een grote groep, die hij de overbodigen noemt, doet dit ook. Deze groep vertegenwoordigt de middelmatigheid in de samenleving. Ze zijn tevreden met oppervlakkige genoegens en eenvoudige antwoorden. Zarathoestra beschouwt hen als een rem op de vooruitgang en de ontwikkeling van de mensheid.
"Zie toch die overbodigen! Rijkdommen verwerven ze en daar worden ze armer van... Ze klimmen over elkaar en trekken elkaar zo de modder in."
Zarathoestra spreekt over de vliegen op de markt als metafoor om zijn afkeer van de oppervlakkigheid, het conformisme en de trivialiteit van de massa te uiten. Hij moedigt individuen aan om zich te distantiëren van deze invloeden en hun eigen pad te volgen, gericht op zelfverbetering, authentieke waarden en hogere doelen.
Zarathoestra spreekt over de kuisheid als iets dat niet absoluut goed of slecht is. Het hangt af van de context en de persoon. Wat voor de ene persoon heilzaam kan zijn, kan voor de andere schadelijk zijn. Daarom moet kuisheid een persoonlijke keuze blijven, gebaseerd op iemands eigen omstandigheden en behoeften.
"Wie kuisheid zwaar valt, moet ze worden afgeraden: zodat ze niet de weg naar de hel wordt - dat wil zeggen naar modder en wellust van de ziel."
In het hoofdstuk over de vriend benadrukt Zarathoestra het belang van uitdagende, eerlijke en stimulerende relaties die persoonlijke groei en zelfoverwinning bevorderen. Het idee is dat echte vriendschap niet gebaseerd is op gemak en comfort, maar op wederzijdse inspanning om elkaar beter te maken door voortdurende uitdaging en oprechtheid.
"Uw vriend moet uw beste vijand zijn. Uw hart moet hem het meest nabij zijn wanneer u zich tegen hem verzet."
In het hoofdstuk over duizend en één doelen gaat Zarathoestra dieper in op goed en kwaad. Hij noemt vier volken met hun karakteristieken (allemaal uitingen van de Wil tot Macht):
de Grieken: ’Steeds moet jij de eerste zijn en alle anderen overtreffen’,
de Perzen: Waarheid spreken en goed met pijl en boog kunnen omgaan’
de Joden ’Eert uw vader en uw moeder tot in de wortels van de ziel’
de Romeinen ’Trouw betrachten en moedig zijn’.
Al dit goed en kwaad is door mensen zelf bedacht. De definitie van ’mens’ zou zelfs kunnen zijn: bepaler van waarden. Om tot het stadium van scheppen van waarden te komen moet men inzien dat het nu tijd wordt om volkeren, zelfs individueel denken, achter ons te laten en voor het eerst in de geschiedenis van de mens een doel te stellen dat voor de gehele mensheid geldig is: het streven naar de übermensch.
In het hoofdstuk over de naastenliefde bekritiseert Zarathoestra de traditionele christelijke opvatting van naastenliefde, die hij ziet als zwak en zelfverloochenend. Hij pleit voor een meer persoonlijke, authentieke en krachtige benadering van menselijke relaties. Hij benadrukt de rol van individuele kracht, wederzijds respect en oprechtheid in de interactie tussen mensen.
Zarathoestra waarschuwt in over de weg van de scheppende dat om de weg van de scheppende te bewandelen, men voortdurend zichzelf moet uitdagen en transformeren. Dit vereist een confrontatie met het eigen ego en het doorbreken van comfortabele maar beperkende patronen. Zelfkritiek en introspectie zijn essentieel om dit proces te doorlopen.
"Maar de ergste vijand die u bent tegengekomen zult u altijd zelf zijn; uzelf ligt voor u op de loer in holen en wouden...U moet uzelf willen verbranden in uw eigen vlam: hoe kunt u nieuw worden als u niet eerst as bent geworden!"
In over oude en jonge vrouwtjes spreekt Zarathoestra met een oude vrouw. Ze vraagt hem om iets over vrouwen te zeggen. Zarathoestra antwoordt met:
"Alles aan een vrouw is een raadsel, en alles aan een vrouw heeft één oplossing: die heet zwangerschap."
Dit impliceert dat Nietzsche via Zarathoestra de vrouw ziet als een wezen waarvan het mysterie en de essentie in haar vermogen tot voortplanting ligt. De oude vrouw geeft Zarathoestra een advies dat vaak wordt geciteerd:
"Gaat gij naar de vrouw, vergeet dan de zweep niet!"
Dit is een van de meest controversiële uitspraken in Alzo sprak Zarathoestra en heeft geleid tot veel interpretaties. Is het de man die de zweep gebruikt of moet de man juist opletten van de zweep van de vrouw? De uitspraak kan worden gelezen als een commentaar op de machtsverhouding tussen beide geslachten, maar tegelijk ook als een symbool voor de noodzaak om instinctieve en irrationele krachten onder controle te houden.
In over de beet van de adder vertelt Zarathoestra over een ervaring waarbij hij door een adder wordt gebeten terwijl hij slaapt. Hij wordt wakker en voelt de beet. In plaats van in paniek te raken of zich als slachtoffer te voelen, blijft hij kalm en vastberaden. Hij laat zich niet tegenhouden door negatieve invloeden en obstakels in het leven. Zarathoestra's bewering dat hij niet kan sterven door een adderbeet en dat hij zelf zijn sterfelijkheid bepaalt, kan worden gezien als een metafoor voor de onsterfelijkheid van de geest of de ziel.
In over kind en huwelijk beschrijft Zarathoestra zijn visie op het huwelijk als een heilig verbond dat verder gaat dan het eenvoudige samenzijn van twee individuen. Het huwelijk wordt gezien als een middel tot een hoger doel: het creëren van iets dat groter is dan de partners zelf, namelijk de Übermensch.
"Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen dat meer is dan degenen die het schiepen. [...] pijl en verlangen naar de Übermensch: zeg mij, broeder, is dat uw wil tot het huwelijk? Heilig noem ik zo'n wil en zo'n huwelijk."
In het hoofdstuk over de vrijwillige dood beschouwt Zade "volbrengende dood" als een dood die vrijwillig en bewust wordt gekozen, wanneer het leven zijn hoogtepunt heeft bereikt en er geen verdere waarde of doel meer aan kan worden toegevoegd. Dit staat in contrast met een dood die passief en zonder controle wordt ondergaan. De "volbrengende dood" is een uiting van autonomie en zelfbeschikking, waar het individu zelf beslist wanneer het moment is gekomen om te sterven. Het concept van de "volbrengende dood" vereist een aanvaarding van de vergankelijkheid van het leven. Het betekent erkennen dat het leven eindig is en dat men actief moet deelnemen aan het vormgeven van zowel het leven als de dood.
"Laat uw sterven geen laster zijn voor de mens en de aarde, mijn vrienden: dat vraag ik van de honing van uw ziel."
Het eerste deel van Alzo sprak Zarathoestra eindigt met de rede over de schenkende deugd. Zarathoestra roept zijn volgelingen op om de aarde trouw te blijven, wat betekent dat ze hun aandacht en inspanningen moeten richten op het aardse bestaan en de verbetering ervan. Dit staat in contrast met de neiging om het leven te ontkennen of te minachten vanwege zijn vergankelijkheid en imperfecties. Zarathoestra benadrukt dat deugd moet voortkomen uit kracht en overvloed, niet uit zwakte of tekort. Door de zin van de aarde te dienen, benadrukt Zarathoestra de verantwoordelijkheid van de mens om actief bij te dragen aan het welzijn van de aarde en haar bewoners.
"Blijf de aarde trouw, broeders, met de macht van uw deugd! Laat uw schenkende liefde en uw kennis de zin van de aarde dienen!"
Comments