A Room of One's Own (1929) Virginia Woolf
- Wouter Vanderstraeten
- 26 jul 2023
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 28 aug 2023

A room of one's own is de neerslag van een lezing met als onderwerp "vrouwen en fictie". Ik las de recente vertaling "Je eigen kamer" door Ivo Verheyen uitgegeven bij Davidsfonds.
Het essay is opgebouwd als een deels gefictionaliseerd verhaal van het denkproces dat haar tot deze tekst bracht. Ze dramatiseert dat mentale proces in de rol van een denkbeeldige verteller ("noem me Mary Beton, Mary Seton, Mary Carmichael of hoe je het ook noemt - het is niet belangrijk" pg.10) die in dezelfde positie worstelt met hetzelfde onderwerp.
Woolf begint haar essay met een bezoek aan Oxbridgecollege, deze plaats staat symbool voor het universitaire instituut dat een mannelijk bastion was, waar haar meteen duidelijk gemaakt wordt wat haar plaats als vrouw is: alleen mannelijke studenten mogen het gras betreden en ook de bibliotheek blijft voor haar gesloten. En dat in een tijd waarin er al algemeen stemrecht was in Groot-Brittannië, en vrouwen – met dank aan de oorlogsindustrie – buitenshuis mochten werken en studeren. De toegang tot degelijk onderwijs en de kans om verder te studeren was een privilege van de rijke, mannelijke bevolking en was voor vrouwen van welke rang of stand quasi onbereikbaar.
Vervolgens brengt ze een dag door in de British Library om de wetenschappelijke studies over vrouwen door te nemen. Ze komt tot de vaststelling dat die allemaal door mannen zijn geschreven en de vrouw, los van elke objectiviteit, afgebeeld wordt als een inferieur wezen. Als ze zich tot de geschiedenis wendt, vindt ze zo weinig gegevens over het dagelijks leven van vrouwen.
Een eigen kamer
Om fictie te kunnen schrijven moet een vrouw geld hebben, en een eigen kamer. (pg.9)
Deze zin uit het begin van het essay is de beroemdste regel uit A Room of One's Own, en het fungeert als de stelling van het werk. Hoe komt het dat het gros van de tot dan toe bekende literatuur geschreven werd door mannen? In tegenstelling tot hun mannelijke tegenhangers wordt hun routinematig de tijd en de ruimte ontzegd om creatieve werken te produceren. In plaats daarvan worden ze opgezadeld met huishoudelijke taken en zijn ze financieel en wettelijk gebonden aan hun echtgenoten. Doordat ze geen eigen kamer krijgen, is er weinig mogelijkheid voor vrouwen om de situatie recht te zetten. Hoewel dit duidelijk een historische waarheid is, was de bewering van Woolf destijds revolutionair. Het zette de prestaties van vrouwen in een nieuw en veel gunstiger daglicht, en het dwong mensen ook om de harde waarheden over hun samenleving onder ogen te zien. Op een aantal uitzonderingen zoals Jane Austen, George Elliott, de zussen Brontë waren er slechts weinig voorbeelden van hoogstaande literatuur geschreven door vrouwen. Jane Austen bijvoorbeeld schreef "Pride and Prejudice" gewoon aan de keukentafel tussen alle gewoel.
"We kunnen zonder pochen of het andere geslacht te kwetsen zeggen dat 'Pride and Prejudice' een goed boek is. Toch was Jane Austen blij als een scharnier piepte, zodat ze haar manuscript kon wegstoppen voor er iemand binnenkwam.
...
Misschien was dat wel het grote mirakel. Hier zat, zo omstreeks het jaar 1800, een vrouw te schrijven zonder haat, bitterheid, vrees, protest, zonder te preken.
...
Als Jane Austen leed onder de omstandigheden, dan was het vanwege de engheid van het leven dat haar werd opgedrongen. Het was voor een vrouw onmogelijk om alleen op stap te gaan. (pg74-75)
Judith Shakespeare
Laat me even veronderstellen - feiten zijn immers zo moeilijk te vinden - wat er zou zijn gebeurd als Shakespeare een uiterst getalenteerde zus had gehad, laten we zeggen Judith. Ze was net zo avontuurlijk, fantasierijk en gretig als hij, maar zij werd niet naar school gestuurd. Zij kreeg niet de kans om grammatica en logica te leren, laat staan Horatius en Vergilius te lezen. Ze pakte af en toe een boek op, van haar broer misschien, en las een paar bladzijden. Maar dan kwamen haar ouders binnen en moest ze kousen gaan stoppen of op het stoofvlees letten in plaats van rond te hangen met boeken en papieren. Ze spraken haar allicht scherp maar vriendelijk toe, want het waren degelijke mensen die wisten wat voor een vrouw van tel was en die van hun dochter hielden - ze was haast zeker haar vaders oogappel. Misschien krabbelde ze in het geheim een paar bladzijden vol op de appelzolder, maar ze verborg ze angstvallig of verbrandde ze. Maar als snel, voor haar twintigste, moest ze zich verloven met de zoon van een wolhandelaar uit de buurt. Ze schreeuwde dat ze het huwelijk verafschuwde, wat haar op een pak slagen van haar vader kwam te staan. Toen hij ophield, gaf hij haar een uitbrander. Hij smeekte haar hem niet te kwetsen, hem niet te schande te maken. Hoe kon zo ongehoorzaam zijn?
... Enkel de kracht van haar eigen talent dreef haar daartoe. Ze maakte een bundeltje van haar spullen, liet zich op een zomernacht aan een touw naar beneden zakken en sloeg de weg naar Londen in. (pg54)
De figuur van Judith Shakespeare wordt gecreëerd als een voorbeeld van het tragische lot dat een zeer intelligente vrouw onder die omstandigheden zou zijn tegengekomen. In het verhaal van Judith legt de verteller het verschil bloot dat intellectuele en financiële vrijheid maakt voor creatieve vrijheid en het verschil dat creatieve vrijheid maakt voor poëzie. In tegenstelling tot haar broer William staat Judith voor een leven van verspild talent, een verspilling die wordt afgedwongen door de structuur en de verwachtingen van de samenleving. Williams geslacht geeft hem veel voordelen - opleiding, connecties, kansen - wat resulteert in een leven waar Judith nooit van had kunnen dromen, en ervaringen die hem in staat stellen zijn talent verder te ontwikkelen.
Judith zal in Londen op een muur stuiten en ontdaan van al haar illusies zelfmoord plegen. Judith had niets opgeschreven waardoor haar leven en gedachten verloren zijn gegaan.
Ze ligt begraven ergens aan het kruispunt Elephant and Castle, waar tegenwoordig de bussen stoppen. (pg.55)
Een vrouw met talent werd lang als een gevaar gezien en was abnormaal. Wie uit de band sprong werd tot eenzaamheid veroordeeld en vaak tot gekte gedreven. Belangrijk ook op te merken dat dit niet alleen door mannen werd uitgedragen, maar ook vrouwen zelf deze denkwijze in stand hielden.
Die vrouw dus, die in de zestiende eeuw met poëtisch talent geboren werd, was een ongelukkige vrouw, een vrouw in gevecht met zichzelf. (pg.57)
Woolf besluit het essay met een aansporing aan haar toehoorders van vrouwen om de traditie op te nemen die hen zo nauwelijks is nagelaten en zo voorbeelden te schenken aan hun dochters.
Nu is het mijn overtuiging deze dichteres, die nooit een woord heeft geschreven en aan dat kruispunt begraven ligt, nog leeft. Ze leeft in jullie en in mij, en in vele andere vrouwen die niet hier zijn vanavond, omdat ze bezig zijn met de afwas en met de kinderen in bed te stoppen. Maar ze leeft nog, want grote dichters sterven niet; ze zijn blijven aanwezig; ze moeten alleen de kans krijgen om in levenden lijve tussen ons rond te lopen. Het ligt nu, denk ik, in jullie macht om haar die kans te geven. (pg.121)



Opmerkingen