top of page

Langs de wegen (1902) Stijn Streuvels


ree

Langs de wegen (geschreven in 1900, gepubliceerd in 1902) geldt als een van de vroege, maar tegelijk meest typerende romans van Stijn Streuvels. De stijl is onmiskenbaar Streuvels: beeldende zinnen, doorspekt met volkstaal, en beschrijvingen die de seizoenen bijna tastbaar maken. Soms lijkt de natuur zelfs belangrijker dan de personages. Jan wordt een werktuig van het land dat onverschillig blijft onder het werken en het bidden van boeren, die als slaven meedraaien als radertjes in het steeds weerkerende ritme van zaaien en oogsten.


De roman opent op de boerderij van boer Hoste, waar Jan Vindeveughel als trouwe paardenknecht zijn dagen slijt. Een nieuw paard, dat hij amper de baas kan, symboliseert al de onrust die in zijn bestaan zal binnensijpelen. Wanneer de boerin hem een brief voorleest – het bericht dat zijn vader op sterven ligt en zijn broers hem verwachten bij de verdeling van het ouderlijk huis – staat Jan voor een keuze. Blijft hij in de veiligheid van Hostes hof, of zoekt hij het onzekere bestaan van een zelfstandige boer? Na enkele dagen aarzelen kiest hij voor dat laatste en vertrekt.


In zijn geboortedorp treft Jan zijn vader al gestorven aan. Zijn broers wijzen hem het ouderlijk huis toe als erfdeel, maar Jan voelt er weinig band mee. Jan voelt een diepe eenzaamheid. Hij zoekt troost in de herberg en verdrinkt zijn geld. Toch begint hij met het verdiende loon het huis en het land op te knappen. Al snel groeit er een band met Vina, de buurvrouw die hem eerder schreef. De dorpspastoor, huwelijksconsulent 1e klasse, suggereert dat Jan met haar moet trouwen, en na lang twijfelen vraagt hij haar ten huwelijk.


Het geluk is echter broos. Hun huishouden groeit met zes zonen en een dochter, maar de kosten zijn ondraaglijk. Jan kan de verleiding van de herberg niet weerstaan, en meerdere keren verkwist hij geld dat voor schulden bestemd was. Vina draagt ondertussen de last van gezin en huishouden, tot ze uiteindelijk bezwijkt: het kindje sterft, en kort daarna ook zij. Jan blijft achter met zijn kinderen en met de harde realiteit dat hij zijn land moet verkopen. Boer Vorster neemt hem in dienst tegen uurloon: “Ze hadden hun vrijheid verkocht”.


Vanaf dan gaat het steeds bergaf. Jan verliest zijn vrouw, ziet zijn kinderen wegglippen naar armoede en losbandigheid, en zelf raakt hij verbitterd. Hij laat zelfs de kans liggen om zijn rivaal Dolf, de boeverknecht, te ontmaskeren als dief, waardoor hij zijn werk en woning verliest. Zonder vaste plek dwaalt hij rond, leeft in een molenkelder, en wordt vrachtrijder met een ezel. Blindheid overvalt hem, en in zijn eenzaamheid verlangt hij dat zijn zonen hem zullen bijstaan. Wanneer ze eindelijk terugkeren, blijken ze hun vader alleen maar uit te buiten: ze mishandelen hem en verdrinken zelfs zijn ezel.


Dan besluit Jan terug te keren naar de enige plek waar hij ooit rust gekend heeft: de boerderij van Hoste. Na een lange zwerftocht bereikt hij het hof, maar de oude boerin Sofrenie is gestorven en de nieuwe generatie herkent hem niet. Toch mag hij nog één nacht in de schuur slapen. Daar valt hij neer, “met voldaan gemoed”, alsof zijn leven eindelijk rond is.


Religieuze motieven in "Langs de wegen"


Een opvallend element in "Langs de wegen" is het gebruik van religieuze motieven. Streuvels verweeft ze subtiel doorheen het verhaal, maar steeds in een sombere, ironische of omgekeerde vorm. Zo doet de brief over de stervende vader denken aan de parabel van de verloren zoon, maar bij Jan is er geen vergeving of hereniging meer mogelijk. Hij komt te laat en vindt enkel leegte en drank. Ook het leven van Job klinkt door in Jans eindeloze lijdensweg: verlies van land, kinderen, gezondheid en waardigheid. Maar waar Job uiteindelijk door God hersteld wordt, blijft Jan achter in uitzichtloosheid. Is er dan, volgens Streuvels, geen God?


Vina introduceert religieuze berusting in hun gezinsleven. Ze leest Jan bijbelteksten voor en spoort hem aan te bidden voor hun kind en voor regen op het land: “Jan, we moeten bidden eerst voor ons kindje en dan om regen op het land”. Hier wordt duidelijk hoe geloof voor de boer een vorm van troost en afhankelijkheid is, maar tegelijk benadrukt Streuvels dat het lot er niet mee gekeerd kan worden. De natuur is onverschillig en biedt geen antwoorden.


Ook de pastoor verschijnt op cruciale momenten in het verhaal, meestal als verbindingsfiguur. Hij is degene die de roddels kanaliseert en Jan aanspoort om Vina ten huwelijk te vragen: “Dat ware niet slecht, me dunkt?!”. De pastoor, de datingapp avant la lettre. Later treedt hij ook op als relatietherapeut, wanneer Jan door de drank opnieuw ontspoort en herstelt hij de huiselijke vrede. Zelfs wanneer Jan na zijn ontslag en mislukking dreigt af te glijden, probeert de pastoor hem opnieuw richting te geven door hem het werk als vrachtrijder met de ezel aan te raden. De pastoor als loopbaancoach.


Toch blijft de rol van de pastoor, als man van God, beperkt en vaak machteloos. Hij kan Jan niet werkelijk redden. De pastoor staat symbool voor een God die aanwezig lijkt in gebeden en rituelen, maar geen invloed uitoefent op het harde boerenlot. Misoogsten, armoede en dood laten zich niet afwenden door geloof of sacramenten. De pastoor is dus tegelijk een symbool van gemeenschap (hij bindt mensen samen via huwelijk, kerk en raad) en een symbool van onmacht (hij kan het lijden en verval van zijn parochianen niet stoppen).


In die zin weerspiegelt de pastoor perfect Streuvels’ naturalistische visie. Religie geeft eerder berusting geven, maar zeker geen redding. Het leven loopt zijn noodlottige gang, ondanks of misschien zelfs voorbij het geloof.


Zo gebruikt Streuvels religieuze motieven niet om zijn personages hoop of redding te schenken, maar om de harde tragiek van hun bestaan nog scherper in beeld te brengen.


Langs de wegen is dus niet zomaar een “vroom boerenverhaal”. Streuvels lijkt via de rol van de pastoor en de vergeefse gebeden ook godsdienstkritiek te verwoorden. Een deugdzaam leven leidt niet tot een goed leven. Geloof blijkt noch verlossing, noch beloning.


Eugène Laermans De blinde (1898) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (Antwerpen)
Eugène Laermans De blinde (1898) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (Antwerpen)



 
 
 

Opmerkingen


Write a title here. Click to edit and add your own.

This is a paragraph area where you can add your own text. Just click “Edit Text” or double click here to add your own content and make changes to the font. It's a great place to tell a story about your business and let users know more about you.

bottom of page