Germinal (1885) Emile Zola
- Wouter Vanderstraeten
- 26 dec 2023
- 4 minuten om te lezen


De centrale persoon in “De mijn” is Etienne Lantier. Etienne, afkomstig uit de Provence, arriveert op een winterse avond verkleumd en berooid bij de mijn de Voreux (vertaald naar het Nederlands: de vraatzuchtige) in Montsou in het noorden van Frankrijk. Hij vindt werk in de mijn en onderdak bij het mijnwerkersgezin Maheu.
Via Étienne krijgen we een beeld van het harde leven in en rond de mijn.
“De vier houwers lagen boven elkaar uitgestrekt op het hoge gedeelte van de post. Zij waren gescheiden door planken met haken, die de afgehouwen steenkool tegenhielden. Zij namen ieder ongeveer vier meter van de ader in beslag en die ader was op deze plek nauwelijks vijftig centimeter breed, zodat zij, als het ware platgedrukt tussen dak en wand, op hun knieën en ellebogen moesten kruipen en zich niet konden omkeren zonder hun schouders te stoten”.
Étienne komt in het verzet tegen de grote onrechtvaardigheden die de arbeidersgezinnen moeten ondergaan en verspreidt revolutionaire ideeën. Als er een loondaling wordt afgekondigd, zet hij de mijnwerkers aan tot staking.
“Nu werd hij luid toegejuicht en vanaf dat ogenblik kwam Etienne op de achtergrond. De sprekers volgden elkaar nu op de boomstronk op met drukke gebaren en wilde voorstellen, in een waanzinnige uitbarsting van fanatisme. De maan scheen neer op de menigte, het diepe woud lag zwijgend rondom die moordkreten….”
Die leidt aanvankelijk tot niets en de mijnwerkers verhongeren. Wanneer de mijneigenaars mijnwerkers uit België willen inzetten vernielen de stakers de mijnen. Hierop grijpt het leger in en doodt verscheidene stakers, onder wie vader Maheu. De mijnwerkers zetten de staking voort, maar keren zich tegen Étienne die zich verantwoordelijk voelt voor de ellende en Motsou verlaat. Zich ervan bewust dat deze veldslag verloren is, maar de sociale strijd verder zal gaan.
“Sappen stroomden met fluisterende stemmen en al het kiemen klonk als één lange kus. En aldoor, steeds duidelijker, alsof zij dichter bij de oppervlakte kwamen , sloegen de kameraden. Bij de vlammende zonnestralen, in deze jeugdige ochtend, was het dit geluid waarvan het landschap zwanger was. Een zwart, wrekend leger, dat langzaam ontkiemde en de voren, dat groot werd voor de oogsten van een volgende eeuw, groeide. Hun ontplooiing zou de aarde spoedig doen openbarsten.”
Door de ogen van Lantier beschrijft Zola op indrukwekkende wijze de mijn en alles daaromheen als een monsterachtig wezen dat vuur uitspuwt en mensen opvreet. Deze beschrijving van de mijn contrasteert met de beschrijving van de mijnwerkers en hun gezinnen die Zola, weer door de ogen van Lantier, neerzet als volgzame trekdieren die zonder enige vorm van tegenwerking dag in dag uit zich (laten) afbeulen in de mijn voor een hongerloon. En dit contrastreet weer met de wijze waarop Zola de trekpaarden die diep in de mijn karren met steenkool trekken, menselijke emoties als vriendschap, solidariteit en verdriet toeschrijft. Deze drie scherpe contrasten maken heel erg duidelijk wat de centrale vraag is van Zola in “De mijn”: wat is een menswaardig bestaan?
Zola en zijn strijd tegen onrecht
Emile Zola wil zijn lezers van zijn boek Germinal een spiegel voorhouden en waarschuwen voor de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidersklasse door de kapitalistische elite in de 19e eeuw. Hij wil ook de sociale en politieke strijd van de mijnwerkers laten zien, die opkomen voor hun rechten en een beter leven. Als lezer word je je bewust van de harde realiteit van het leven in de mijnen, de armoede, de honger, de ziekte, de ongelijkheid en het geweld. Zola heeft zich voor deze roman gebaseerd op zijn eigen observaties en documentatie van de mijnstreek in Noord-Frankrijk. Zola die bekend stond voor zijn naturalistische stijl geeft een realistische en gedetailleerde beschrijving van de karakters en emoties van de personages, de omgeving, de gebeurtenissen. Een stijl die we op hetzelfde moment ook in de schilderkunst terugvinden zoals het voorbeeld hieronder.

Daarnaast gebruikt hij ook symbolen, metaforen en contrasten om zijn boodschap over te brengen. Zoals de reeds beschreven mijn die wordt voorgesteld als een monster dat de arbeiders opslokt, de burgerij wordt getoond als decadent en onverschillig, de staking wordt gezien als een opstand tegen de onderdrukking, de lente wordt geassocieerd met de hoop op een betere toekomst.
Les Rougon-Maquart
De mijn maakt deel uit van de cyclus Les Rougon-Macquart. In Les Rougon-Macquart
beschrijft Zola de levens van verschillende leden van dezelfde familie, over een aantal generaties en een aantal takken verspreid. Op die manier komen in de twintig romans alle lagen van de Franse samenleving onder het Tweede Keizerrijk aan bod. De serie was bedoeld als verholen kritiek op het keizerlijke regime en de sociale laag waarop die steunde.
Betekenis van de titel Germinal
De titel van het boek, Germinal, verwijst naar de zevende maand uit de kalender van de Franse Revolutie. De revolutie die van Frankrijk een seculiere staat had gemaakt, zette zich af tegen alles wat religieus was. In het kader van de scheiding van kerk en staat was ook de gregoriaanse kalender een ongewenst overblijfsel van het verleden: die mat immers de tijd sinds de (vermeende) geboortedag van Christus. Germinal was de zevende maand van de Franse republikeinse kalender en betekent: kiemmaand.
Vergeleken met de gregoriaanse kalender begon de maand op 21 of 22 maart en eindigde op 19 of 20 april, het begin van de lente. Zola gebruikt de titel voor het ontkiemen van de sociale strijd, het streven naar hoop, sociale verandering.
Wie was Émile Zola
Émile Zola wordt beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordiger van het naturalisme. Hij werd geboren in Parijs op 2 april 1840 en stierf daar op 29 september 1902. Hij is vooral bekend om zijn romancyclus Les Rougon-Macquart, waarin hij de Franse samenleving onder het Tweede Keizerrijk beschrijft aan de hand van de lotgevallen van een familie. Hij baseerde zich op de wetenschappelijke methode om de invloed van de erfelijkheid, het milieu en de geschiedenis op de menselijke natuur te onderzoeken. Hij schreef ook essays, kritieken, gedichten en toneelstukken. Hij was een moedig en invloedrijk journalist, die zich inzette voor de sociale rechtvaardigheid en de vrijheid van meningsuiting. Hij speelde een belangrijke rol in de Dreyfusaffaire, toen hij in 1898 een open brief publiceerde met de titel J’accuse…!, waarin hij de Franse legerleiding beschuldigde van antisemitisme en machtsmisbruik. Hij werd veroordeeld voor laster en moest naar Engeland vluchten, maar keerde na een jaar terug naar Frankrijk. Hij stierf door koolmonoxidevergiftiging in zijn huis, mogelijk door een moordaanslag. Hij werd in 1908 bijgezet in het Panthéon als een nationale held.







Opmerkingen