top of page

Boerenpsalm (1935) Felix Timmermans

Bijgewerkt op: 6 jul 2023



ree



In Boerenpsalm is boer Wortel aan het woord. Hij kijkt terug op zijn leven. Boer Wortel een simpele boer met op het eerste zicht een simpel boerenleven zoals er zoveel voor hem waren en zoveel achter hem zullen komen. Al die simpele levens die niet beschreven worden in de geschiedenisboeken. Op het eerste zicht een simpel boerenleven, maar toch een vol leven. De harde strijd met de natuur, het verlies van verschillende kinderen, de geboorte van een blinde dochter en het overlijden van twee dierbare echtgenotes. Hoewel het leven voor Wortel allerminst eenvoudig is, staat de liefde voor het land en het boerenleven bij boer Wortel centraal. Verknocht aan de eigen bodem en niet zoals de moderne mens constant bezig met al die problemen in soms verre buitenlanden. Het leven zoals het was. Niet beter of slechter, anders. Soms overvalt de bekrompenheid, op andere pagina's de pure levenslust. Ik denk dat het fragment dat ik hier heb opgenomen dit sterk illustreert.



Ik ben maar een arme boer en al heb ik veel miserie gehad, toch is het boerenleven het schoonste leven dat er bestaat. Ik wil nog met geenen koning verwisselen.

God, ik dank U dat Gij van mij een boer hebt gemaakt! Ginder in die hut ben ik geboren. Wij waren met vijftien open bekken, en al kregen we soms meer kletsen dan eten, 't was toch een jeugdige tijd en we wierden kerels lijk boomen.

Een groot huishouden is een lust.

Ik houd van een trossel kinderen. Een goede boom moet veel vruchten geven. Aan mijn vrouw heb ik ook nooit een kindeken geweigerd. Kweeken is onze roep. Kinderen zoowel als savooien. Dan weet ge voor wat ge leeft en voor wie ge werkt. Onze Vader en ons Moeder zijn er ook niet van gestorven. Op haar tachtig jaar was ze nog recht lijk een panlat en droeg ze fluitend een zak patatten de schelf op. Onze Vader was krom gewerkt als een vraagteeken. Toen ze hem kistten zat hij of wel recht in zijn kist of staken zijn beenen in de lucht. Ze hebben hem moeten kraken, ten minste ik heb hem gekraakt. De anderen hadden schrik. De oude Mejonkvrouw van 't kasteel, waar wij van huurden, kwam hem dikwijls vragen om hovenier bij haar te worden. Weinig werk, goede pree, en een deel in de winst van 't fruit. - Zwam! zei hij. Een boer moet een boer blijven, anders verstopt de gang van de wereld. Daarom kon hij zoo duvelen en chagrijnig zijn, omdat er van ons allemaal maar één goesting had om den boerenstiel te doen.

ree
Boer Wortel, olie op geprepareerd papier. Koen Broucke

Ik heb broers en zusters in Antwerpen en Brussel, twee zitten er in Amerika, een in 't Fransch, een zot te Geel, dat kan in beste families voorkomen, en een is broeder bij de blootevoetpaters van Dendermonde. Dien zien we enkel als ze in zijn klooster centen noodig hebben. Daarom zei onze Va altijd tegen mij: Onze wortel. Ik bleef. Ik kon het veld niet verlaten. Dat is zoo een genie. Het veld trekt u aan. Ge houdt ervan en ge weet niet waarom. Want alles fijn nagegaan, Mijnheer pastoor heeft gelijk, als hij zegt dat het veld een

soort van vijand is, een reus, zegt hij, die ons dag in, dag uit tegenwerkt. Men moet er met lijf en ziel tegen ingaan. Hebt gij al nagegaan wat er moet gedaan worden om brood op uw tafel te krijgen?

ree
Netevallei (vollemaan), bister op papier. Koen Broucke

Ploegen, mesten, eggen, zaaien, oogsten, dorschen, malen en bakken. En als Onze Lieve Heer er dan nog niet tusschenkomt, met op tijd een dres water en een klad zon, en als ge de Heiligen niet omkoopt met een bougie, voor de slekken, de pieren, donder en bliksem, dan is al uw zweet nog in een verkeerd gat geloopen. Maar als ge dan van den nieuwen oogst, de boterham, die ge met uw eigen krachten uit den grond hebt gesleurd in uw vierkantige handen hebt, en ge kunt daar uw tanden inzetten, en ge ziet swenst een heele tafel rond vol eters, dan is 't of de Baas van hierboven zijn hand op uw schouders legt, en stillekens in uw oor fezelt: 't Is heel goed Wortel, merci! Neen, het veld is in mijn gedacht geen reus, maar een reuzin, zoo'n heel groot vrouwmensch waar 't eind aan verloren is. Haar gezicht is de lucht. Ze verlokt u. Ge loopt over haar lijf, ge kruipt over haar lijf. Natuurlijk ze werkt u tegen lijk alle vrouwen. Dat is 't goed er van. Ge fleemt en ge floddert haar. Ge geeft niet op, en dan wordt ze mild

en gedienstig, en ze geeft, ze geeft, daar is geen tegenhouden aan!


ree
Varkenskop (bister op papier). Koen Broucke

 
 
 

Opmerkingen


Write a title here. Click to edit and add your own.

This is a paragraph area where you can add your own text. Just click “Edit Text” or double click here to add your own content and make changes to the font. It's a great place to tell a story about your business and let users know more about you.

bottom of page